Lesson 5. 17/5

What are we going to do today?
- Grammar revision 
- Grammar I + ex 54, 55 & 57 
- Afsluiting 

Lesson goal: at the end of the class you can correctly implement the grammar in 3 sentences 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Grammar revision 
- Grammar I + ex 54, 55 & 57 
- Afsluiting 

Lesson goal: at the end of the class you can correctly implement the grammar in 3 sentences 

Slide 1 - Slide

Possessive (bezit aangeven)
Bij mensen en dieren in het meervoud gebruik je 's als het niet op -s eindigt en alleen de ' als het wel eindigt op -s. 

The childrens's rooms are small.
The giraffes' necks are long.
The elephants' ears are big. 

Je gebruikt 'of' bij dingen: The corner of the street. 

Slide 2 - Slide

Much en many
Much en many zijn quantifiers (tel woorden) 

Much en many betekenen beide 'veel'. Je gebruikt many bij woorden van dingen die je kunt tellen. 
I have many shoes. 

Je gebruikt much bij woorden van dingen die je niet kunt tellen. 
How much water is in the ocean? 

Slide 3 - Slide

Bodie ....... car has a beautiful red colour.
A
Bodie's
B
Bodie'

Slide 4 - Quiz

My two cats...... toys are pink.
A
cats'
B
cats's

Slide 5 - Quiz

There are ..... fish in the sea.
A
much
B
many

Slide 6 - Quiz

There isn't ...... food left.
A
much
B
many

Slide 7 - Quiz

Past Simple 
Past Simple is de (normale) verleden tijd in het Engels. 
Je hebt in het Engels regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Dit zie je vooral in de verleden tijd. 

Bij regelmatige werkwoorden komt er - ed achter het werkwoord in de Past Simple. 
I work - I worked (ik werk- ik werkte) 

Slide 8 - Slide

Past Simple
Eindigt het woord op een -y. Dan krijg je -ied aan het einde. 
I cry - I cried. 

Je hebt bepaalde woorden die aangeven dat een zin in de verleden tijd staat: 
Last weekend, yesterday, two years ago etc. 

Slide 9 - Slide

Past Simple
Soms heb je onregelmatige werkwoorden. Deze krijgen in de verleden tijd niet -ed achter het werkwoord maar krijgen een andere vorm. 

I sit - I sat. 
I go - I went. 

Slide 10 - Slide

Do: 
Ex. 54, 55 & 57 

Slide 11 - Slide

What did you learn
today?

Slide 12 - Mind map