Regels sterke werkwoorden
- Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk:
– rijden → reed, reden; bewegen → bewoog, bewogen
- Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:
– bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)
- Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.
- Gebruik alleen twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is:
– schrikken → schrokken, maar: zitten → zaten