theorie leesvaardigheid 5 havo

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

noem twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.

Slide 2 - Open question

Welke functies kan een titel hebben?
A
activeren
B
aandacht trekken
C
informeren
D
overtuigen

Slide 3 - Quiz

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?
A
Het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
een korte samenvatting geven
D
een advies geven

Slide 4 - Quiz

welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
ook, daarom, en
B
tevens, daarnaast, ook
C
en, want, ten eerste
D
ten eerste, omdat, als laatste

Slide 5 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'aanleiding van een tekst'?
A
Lezers aanraden om iets wel of niet te doen
B
De reden waarom iemand over een onderwerp schrijft
C
mensen zover krijgen dat ze jouw mening overnemen
D
De eerste alinea van een tekst

Slide 6 - Quiz

noem twee signaalwoorden die een oorzaak-gevolg verband aangeven

Slide 7 - Open question

Wat is het tekstdoel van een betoog?
A
opiniëren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 8 - Quiz

welke signaalwoorden gebruik je om een tegenstellend verband aan te geven?
A
ook
B
daarnaast
C
maar
D
tevens

Slide 9 - Quiz

wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
opiniëren
B
informeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 10 - Quiz

wat wordt er bedoeld met een kernzin?

Slide 11 - Open question

Wat hoort er niet thuis in een samenvatting?
A
argumenten
B
voorbeelden
C
signaalwoorden
D
hoofdgedachte

Slide 12 - Quiz

WANNEER IS ER SPRAKE VAN EEN ONDERSCHIKKENDE ARGUMENTATIE?

Slide 13 - Open question

wat is het verschil tussen een onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?
A
onderwerp: samenvatting van de tekst hoofdgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.
B
onderwerp: een à twee woorden hoofdgedachte: samenvatting van de tekst.
C
onderwerp: belangrijkste zin uit de tekst hoofdgedachte: belangrijkste zin uit de tekst
D
onderwerp: een à twee woorden hoofgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.

Slide 14 - Quiz

welke signaalwoorden geven een vergelijkend verband aan?
A
net als, tenzij, indien
B
net als, zoals, eveneens
C
net als, tenzij, om kort te gaan
D
net als, tenzij, aldus

Slide 15 - Quiz

noem drie signaalwoorden die een reden/verklaring aangeven
A
want, immers, dus
B
omdat, zodat, echter
C
daarom, als, omdat
D
waarom, namelijk, immers

Slide 16 - Quiz

wanneer is er sprake van een nevenschikkende argumentatie?

Slide 17 - Open question