Welk Woord Weg + OUD structuur

1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag:

1.  Welk Woord Weg Ronde 1

2. OUD structuur gebruiken. 

3.  Welk Woord Weg ronde 2

Slide 2 - Slide

lesdoelen


1. Aan het eind van deze les heb je geoefend met de begrippen uit paragraaf 2.2 en 2.3


2. Aan het eind van de les heb je geoefend met het formuleren van antwoorden aan de hand van de OUD structuur

Slide 3 - Slide

Waarom Welk Woord Weg? 

Welke rol spelen begrippen? 

Hoe verhouden begrippen zich tot elkaar? 


Door deze oefening ga je voor jezelf bepaalde connecties moeten maken tussen de begrippen. 

Welke soort connecties zijn er mogelijk? 
  1. één hoort er niet bij 
  2. Een is minder belangrijk dan de ander (oorzaken eerste wereld oorlog)
  3. oorzaken-gevolg verschillen (directe oorzaak, indirecte oorzaak, gevolg bedoeld of onbedoeld)


Slide 4 - Slide

Ronde 1



Stap 1: Ken ik deze begrippen? Weet ik wat ze inhouden/betekenen? 


Stap 2: Beredeneer waarom één van de drie er niet bij hoort. 


Stap 3: Formuleer een antwoord. (heb ik duidelijk opgeschreven wat ik bedoel)
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Stap 3: Formuleren

Stap 3: Formuleer een antwoord. (heb ik duidelijk opgeschreven wat ik bedoel)


Er zit een groot verschil tussen Spreek en schrijftaal. 


Allebei de verschillende vormen maken iets duidelijk. Maar bij allebei de vormen spelen er andere factoren een rol. 

Slide 6 - Slide

Spreektaal. 

Factoren die meespelen als je spreekt. 

1. Je gebruikt je mimiek, lichaam en intonatie om je verhaal te verduidelijken. 

2. In een gesprek is de communicatie meestal minimaal een tweewegstraat
 (je kan vragen stellen, of ik kan zien aan jouw reactie dat ik het anders moet uitleggen)

3. Nadeel: er is vaak weinig tijd om je antwoord goed te formuleren. De luisteraar houdt daar onderbewust rekening mee. 


Slide 7 - Slide

Schrijftaal. 

Schrijftaal (het gaat hier niet om grammatica of spelling maar om formuleren):


1. Het is eenrichtingsverkeer. Jij moet iets duidelijk maken aan de lezer. Zonder dat de lezer daar vragen over kan stellen of op kan reageren. 

2. Hoe vertaal ik mijn denktaal naar schrijftaal?
 (het erover hebben met iemand anders werkt heel goed, daarom laat ik jullie vaak samenwerken)

Wat was de naam van Hitlers hond?
Antwoord: (in denktaal: Blondi!) In schrijftaal: De naam van Hitlers hond was Blondi. 






Slide 8 - Slide

Spreek en schrijftaal. 


Tip 1: Zorg dat je eerst goed weet wat je wilt antwoorden. Begin niet met schrijven voordat je zelf het antwoord in denktaal hebt.
(praktische tip: Stel jezelf in je hoofd de vraag: wat wordt er gevraagd? Wat is daarop mijn antwoord?)


Tip 2: Lees altijd je antwoord nog één keer na. Doe dat meteen na het formuleren. 
(Beantwoord mijn antwoord de vraag?)

Tip 3:  gebruik ten alle tijden het OUD structuur. OUD structuur? ja OUD structuur. 

Slide 9 - Slide

OUD structuur
O = staat voor omdat. Je herhaalt de vraag en vult deze aan met het woord omdat. 
 

U = staat voor uitleg. Je geeft historische uitleg/informatie die antwoord geeft op de gestelde vraag.


D = staat voor daarom, daardoor of dus. Je uitleg wordt gevolgd door daarom/daardoor, omdat je een conclusie gaat trekken uit je historische uitleg. Dit is de afsluiting van je vraag. Een conclusie is altijd kort en bondig geformuleerd.

Leg uit waarom de Vrede van Versailles een aanleiding was van de tweede wereldoorlog.

De Vrede van Versailles(VvV) was een aanleiding van de tweede wereld oorlog omdat (O) het door de VvV slecht ging met Duitsland. Dit gaf Hitler de mogelijkheid om de macht te grijpen en Duitsland weer op te bouwen. Toen Duitsland weer opgebouwd was begon Hitler de tweede wereldoorlog om een groot Duits rijk te stichten. (U). Daarom is de vrede van Versailles een aanleiding van de tweede wereldoorlog.(D)

Slide 10 - Slide

Oefen met de DUO structuur:

Waarom was de dood van Hitler belangrijk voor het einde van WOII?

Slide 11 - Open question

Ronde 2




Stap 1: Ken ik deze begrippen ? Weet ik wat ze inhouden? (spreektaal/samenwerken)

Stap 2: Beredeneer waarom één van de drie er niet bij hoort. (spreektaal/samenwerken)

Stap 3: Formuleer een antwoord. (Schrijftaal --> DUO structuur)

Slide 12 - Slide

Haal er nog een ander uit.

Er zijn verschillende connecties te maken tussen de begrippen. 

Kijk nu of je een ander begrip uit hetzelfde rijtje weg kan laten. 



Welke soort  connecties zijn er mogelijk? 
  1. één hoort er niet bij (ronde 1 gister)
  2. Een is minder belangrijk dan de ander (oorzaken eerste wereld oorlog)
  3. oorzaken-gevolg verschillen (directe oorzaak, indirecte oorzaak, gevolg bedoeld of onbedoeld)


Slide 13 - Slide