Marktvormen quiz - einde H5

Veel vragers, veel aanbieders, homogeen product.
A
Monopolie
B
Volkomen concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Monopolistische concurrentie
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Veel vragers, veel aanbieders, homogeen product.
A
Monopolie
B
Volkomen concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 1 - Quiz

Een ondernemer heeft te maken met een gegeven prijs. Als MO>MK zal bij uitbreiding van de productie met een eenheid
A
De winst dalen.
B
De omzet stijgen en de winst dalen.
C
De omzet stijgen en de winst stijgen
D
De omzet stijgen en de prijs stijgen

Slide 2 - Quiz

Welke marktvorm hoort bij de markt van telefoons.
A
Oligopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Monopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 3 - Quiz

Wat voor een marktvorm vormen de terrasjes in Brussel?
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 4 - Quiz

Sushi restaurants zijn actief op de volgende markt(vorm)..
A
monopolie
B
oligopolie
C
volledig vrije mededinging
D
monopolistische concurrentie

Slide 5 - Quiz

Uber is een voorbeeld van een monopolist. Om welk soort monopolie gaat het hier?
A
technisch monopolie
B
natuurlijk monopolie
C
wettelijk monopolie
D
strategisch monopolie

Slide 6 - Quiz

Wanneer is er sprake van een monopolie?
A
Als er weinig aanbieders zijn en veel vragers
B
Samen met kerstmis bordspellen spelen
C
Als er veel aanbieders zijn en veel vragers
D
Als er één aanbieder is en veel vragers

Slide 7 - Quiz

monopolistische concurrentie betekent...
A
veel vragers, veel aanbieders, heterogeen product
B
veel vragers, veel aanbieders, homogeen product
C
veel vragers, weinig aanbieders, homogeen product
D
veel vragers, weinig aanbieders, heterogeen product

Slide 8 - Quiz

Prijsdiscriminatie kan niet altijd worden doorgevoerd, waaraan moet worden voldaan om prijsdiscriminatie door te voeren?

Slide 9 - Open question

Wat is een marktaandeel?
A
De afzet van het bedrijf in procenten van de totale afzet van de gehele markt.
B
De afzet van het bedrijf in euro's.
C
Afzet van de gehele markt in procenten van de afzet van het bedrijf.
D
Aantal producten dat door het bedrijf verkocht wordt.

Slide 10 - Quiz