H3 Poëzie 1 do 27 mei: vergelijking, metafoor, personificatie

DE KOMENDE PERIODE (5 toetsmomenten): 

- Dinsdag 2 juni: (1) inleveren reclametekst
- Komende twee weken: poëzie - opdracht en voordracht
- Donderdag 10 juni: (2) toets kort verhaal begrippen
- Dinsdag 15 juni: (3) inleveren opdracht poëzie
- Week 24: (4) voordrachten
- Leesvaardigheid --> (5) CP 

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

DE KOMENDE PERIODE (5 toetsmomenten): 

- Dinsdag 2 juni: (1) inleveren reclametekst
- Komende twee weken: poëzie - opdracht en voordracht
- Donderdag 10 juni: (2) toets kort verhaal begrippen
- Dinsdag 15 juni: (3) inleveren opdracht poëzie
- Week 24: (4) voordrachten
- Leesvaardigheid --> (5) CP 

Slide 1 - Slide

3 havo     POËZIE

Slide 2 - Slide

Poëzie

Slide 3 - Mind map

Kenmerken poëzie
regels zijn kort, veel wit
opbouw in stukjes tekst die bij elkaar horen (strofe)
woorden en zinnen zijn vaak bijzonder:
- woorden rijmen soms
- woorden en zinnen kunnen meer dan 1 betekenis hebben
- woorden en zinnen worden soms herhaald
- er wordt gebruik gemaakt van beelden

Vaak weining tijd nodig om een gedicht te lezen, maar veel tijd nodig om het te begrijpen.

Slide 4 - Slide

Lesdoelen

Je weet wat beeldspraak is; 
Je weet wat een vergelijking is en kan deze herkennen in een tekst; 
Je weet wat een metafoor is en kan deze herkennen in een tekst; 
Je weet wat een personficatie is en kan deze herkennen in een tekst.

Slide 5 - Slide

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 6 - Quiz

Als iemand zegt:
"Hij spring een gat in de lucht",
dan is dat letterlijk bedoeld.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 7 - Quiz

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Die man heeft een gat in zijn hand, zoveel geld geeft hij uit.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 9 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Het kind viel en had een gat
in zijn hoofd.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 10 - Quiz

Beeldspraak
= je zegt op een figuurlijke manier (niet letterlijk) wat je bedoelt.
Ik neem het met een korrel zout.

Slide 11 - Slide

1. Vergelijking = object wordt vergeleken met een beeld. Er is een overeenkomst.

voorbeeld:
Mijn buurman (object) is een boom (beeld) van een kerel.
=

Slide 12 - Slide

Welke vergelijking wordt er op de afbeelding gemaakt?

Slide 13 - Open question

Bedenk nu zelf een vergelijking.

Slide 14 - Open question

2. Metafoor = je geeft iets de naam van iets anders omdat er een overeenkomst is.

Die hark staat tijdens het dansen steeds op mijn tenen.
Iemand die houterig danst (object) wordt vergeleken met een hark (beeld). De overeenkomst is dat beiden houterig en stijf zijn.

De giraf van het team dunkte op de basket.
Met giraf wordt een lang persoon bedoeld in het basktbalteam die dezelfde eigenschappen heeft (lang zijn) als een giraf.



Slide 15 - Slide

Zit in onderstaande zin een metafoor?

We zagen de zilveren reiger landen op Schiphol.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

3. Personificatie = je geeft niet menselijke objecten menselijke eigenschappen.

 De wind huilde door de bomen.
Soms lacht de toekomst je toe.
Mijn badkamer smeekt om een opknapbeurt.

Slide 17 - Slide

Welke menselijke eigenschap wordt in onderstaande zin aan het object gekoppeld?
De auto kwam hoestend en proestend op gang.

Slide 18 - Open question

Lesdoelen
Je weet wat beeldspraak is; 
Je weet wat een vergelijking is en kan deze herkennen in een tekst; 
Je weet wat een metafoor is en kan deze herkennen in een tekst; 
Je weet wat een personficatie is en kan deze herkennen in een tekst. 

Slide 19 - Slide

Les afsluiten

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 20 - Open question

Oefenen + huiswerk
Ga aan de slag met de volgende :
par. 2.8 gedicht opd. 3 t/m 5

Deze opdrachten heb je vrijdag (morgen!) 28 mei voor de les af.

Slide 21 - Slide

DE KOMENDE PERIODE (5 toetsmomenten): 

- Dinsdag 2 juni: (1) inleveren reclametekst
- Komende twee weken: poëzie - opdracht en voordracht
- Donderdag 10 juni: (2) toets kort verhaal begrippen
- Dinsdag 15 juni: (3) inleveren opdracht poëzie
- Week 24: (4) voordrachten
- Leesvaardigheid --> (5) CP 

HUISWERK VOOR MORGEN: par. 2.8 gedicht opd. 3 t/m 5

Slide 22 - Slide