Grammatica zinsdelen H3, les 2

Programma - blokuur
1) kwartier stil lezen
2) LessonUp 
3) Theorie Grammatica zinsdelen H3
3) Bespreken huiswerk
4) Extra oefening
5) Het lijdend voorwerp
6) Huiswerk


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Programma - blokuur
1) kwartier stil lezen
2) LessonUp 
3) Theorie Grammatica zinsdelen H3
3) Bespreken huiswerk
4) Extra oefening
5) Het lijdend voorwerp
6) Huiswerk


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je kent de eerste 4 stappen van het zinsontleden: pv, zinsdelen, ow en wg.

Slide 3 - Slide

Het feest kan volgende week niet doorgaan.
Het wg is:
A
kan
B
kan niet
C
kan niet doorgaan
D
kan doorgaan

Slide 4 - Quiz

Mijn zusje was vanmorgen urenlang aan het klieren.
Het wg is:
A
was
B
vanmorgen
C
was aan het klieren
D
was klieren

Slide 5 - Quiz

Zij lachte ons keihard uit.
Het wg is:
A
lachte
B
lachte uit
C
lachte keihard
D
lachte keihard uit

Slide 6 - Quiz

De koeien worden altijd rond 6 uur gemolken.
Het wg is:
A
worden
B
worden altijd
C
worden gemolken
D
worden altijd gemolken

Slide 7 - Quiz

Door het slechte weer liep de training een half uurtje uit.
Het wg is:
A
weer
B
liep
C
training
D
liep uit

Slide 8 - Quiz

Ik zou best wel willen gaan studeren in Amsterdam.
Het wg is:
A
zou
B
zou willen gaan studeren
C
zou willen
D
zou willen gaan

Slide 9 - Quiz

Grammatica zinsdelen H3
Stap 4: Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel dat aangeeft wat het onderwerp doet. Hoe herken je het?
  • Het bestaat uit de persoonsvorm PLUS de andere werkwoorden (als die er zijn).
  • Als de pv bestaat uit een scheidbaar werkwoord hoort ook het gescheiden woord bij het werkwoordelijk gezegde .
  • Als de woordjes 'te' of 'aan het'  voor een werkwoord staan dan horen zij ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 10 - Slide

Nakijken opdracht 1 op blz 88
Houd precies bij welke fouten je hebt gemaakt!
  1. Zonder twijfel /heeft/ Bas (ow) /de meeste records /verbroken/ op de jaarlijkse sportdag.
  2. De docenten (ow)/ hebben /voor hun jarige collega/ het lokaal/ met vlaggetjes/ versierd.
  3. Is /je kleine zusje (ow) /helemaal alleen/ naar de stad /gekomen?
  4. Binnenkort/ zal/ de gemeente (ow)/ het stadspark/ grondig/ gaan vernieuwen.

Slide 11 - Slide

Opdracht 2: Houd precies bij welke fouten je hebt gemaakt!
  1. Topverdieners (ow)/ weigerden/ salaris/ in te leveren/ tijdens de crisis.
  2. Jullie gebrek aan medewerking (ow) /stelt /me/ echt /teleur.
  3. Maak/ jij (ow)/je veters /goed/ vast/ voor de wandeling?
  4. De ambitieuze atleet (ow)/ is/alle dagen/ aan het trainen/ voor het NK.

Slide 12 - Slide

Inventarisatie fouten
Heb je fouten bij de pv, het verdelen in zinsdelen of het wg?

Als je in totaal meer dan 7 fouten hebt gemaakt, of in elke zin minimaal 1 fout, dan maak je deze opdrachten thuis nog een keer online!

Slide 13 - Slide

Extra oefening
Neem onderstaande zinnen over, onderstreep de pv, verdeel de zin in zinsdelen , noteer het onderwerp en noteer het werkwoordelijk gezegde. .

1) Tijdens de zware rit zag de wielrenner enorm af.
2) Zij is met haar vrienden aan het voetballen.
3) Wat zou jij vanavond voor ons willen koken?
(Klaar? Ga verder met opdracht 3 en 4 op blz. 89)

Slide 14 - Slide

Bespreken
 1) Tijdens de zware rit zag de wielrenner enorm af.
  • Tijdens de zware rit/ zag/ de wielrenner (ow)/enorm/ af.
2) Zij is met haar vrienden aan het voetballen.
  • Zij (ow)/ is/ met haar vrienden/ aan het voetballen.
3) Wat zou jij vanavond voor ons willen koken?
  • Wat/ zou/ jij (ow)/vanavond/voor ons/ willen koken?

Slide 15 - Slide

Vragen/nakijken/opdracht
Heb je nog vragen over de opdrachen van H2?

Als je uit je boek hebt gewerkt, kun je voor het nakijken antwoordbladen bij de docent halen.

De rest gaat verder met opdracht 3 en 4 op blz. 89 van je  boek.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Grammatica zinsdelen H4: Het lijdend voorwerp
Stap 5: Het lijdend voorwerp komt niet in alle zinnen voor. Het lijdend voorwerp is datgene of degene waar het onderwerp iets mee doet. Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling. 
(Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!)

De scheidsrechter krijgt ...
Het jongetje pakt ...
De kunstenaar fotografeerde ...



Slide 18 - Slide

Huiswerk
(af-)maken opdracht 3  op blz. 89 +
maken opdracht 1 op blz. 118
Lees ook de theorie op blz. 118 nog eens rustig door.

Slide 19 - Slide