1THA1 Het lijdend voorwerp

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift

Slide 1 - Slide

Programma dinsdag 17 januari
  • Lezen
  • Terugkoppeling vorige les 
  • Zelfstandig werken 
  • Nieuwe uitleg: lijdend voorwerp
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

#Boekpraat
Genre?
Welk genre is je boek? 
Wat spreekt je hierin aan?
Nederlands

Waar speelt het verhaal zich af?

Slide 4 - Slide


Zinsontleden stap voor stap

  1. persoonsvorm
  2. streepjes tussen de zinsdelen
  3. onderwerp
  4. gezegde

Grammatica - zinsdelen

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 1 tha
Ik weet: 

  • wat het onderwerp is;
  • hoe je het onderwerp vindt;
  • wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • hoe je het lijdend voorwerp vindt;

Slide 6 - Slide


Werkwoordelijk gezegde

  • zegt wat het onderwerp doet
  • bestaat uit alle werkwoorden in de zin

  • bevat alle onderdelen van een scheidbaar werkwoord
  • aan het & te horen ook bij het WG (als ze voor het werkwoord staan)

Grammatica - zindelen

Slide 7 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Terrence was de hele zomer aan het voetballen.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG = 

timer
2:00

Slide 8 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Terrence | was | de hele zomer | aan het voetballen.

1. PV = was
2. Strepen zetten
3. OW = Terrence
4. WG = was aan het voetballen

Slide 9 - Slide

Wat zijn de werkwoordelijke gezegdes in deze zin:
De baby viel eindelijk in slaap toen ze de hele middag had gehuild.

Slide 10 - Open question

Grammatica - zinsdelen
QUIZ 

Slide 11 - Slide

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hans en Marije gaan voor de tweede keer dit jaar op vakantie.
A
gaan
B
gaan op vakantie
C
op vakantie

Slide 12 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hebben de varkens alles opgegeten?
A
hebben
B
hebben opgegeten
C
de varkens

Slide 13 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Mira en Sil zijn een muurtje aan het metselen.
A
zijn
B
zijn metselen
C
zijn aan het metselen

Slide 14 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen ga ik echt mijn huiswerk maken.
A
ga
B
ga maken
C
ga huiswerk maken

Slide 15 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen bel ik mijn moeder op.
A
bel
B
bel op
C
ik

Slide 16 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Welke idioot heeft dat plan verzonnen?
A
Welke idioot
B
heeft
C
heeft verzonnen

Slide 17 - Quiz


Lijdend voorwerp

  • zegt wat iemand 'ondergaat' of 'overkomt'

  • je vindt het lijdend voorwerp:
  • wat (soms wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Tip: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (op, aan, tussen, naar, over, achter, enz.)
Grammatica - zindelen

Slide 18 - Slide


Lijdend voorwerp - voorbeeld








Grammatica - zinsdelen
Op de markt heeft / Rico / een warme winterjas gekocht.

1. PV = heeft
2. Strepen zetten
3. OW = Rico
4. WG = heeft gekocht
5. LV= een warme winterjas

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken

Je werkt in cursus 5 grammatica en gaat verder met je opdrachten:
TH :                                                                                                               HA: 
$6 werkwoordelijk gezegde / blz. 210                                        blz. 212

$8 lijdend voorwerp/ blz. 214                                                     $7   blz. 216


timer
25:00

Slide 20 - Slide