1HV aller

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1HV aller

Wat weet je nog?

Ex. 8E op blz. 119

Aller

Je vais = ik ga

Tu vas = jij gaat

Il / elle / on va = hij / zij / men gaat

Nous allons = wij gaan

Vous allez = jullie gaan / u gaat

Ils / elles vont = zij gaan

ALLER
is een

1. regelmatig werkwoord
2. onregelmatig werkwoord

Aller = ...............

1. zijn
2. gaan
3. hebben
4. doen, maken

je ___ (aller)

1. alle
2. va
3. vais
4. vas

Tu (aller)

1. vais
2. as
3. es
4. vas

vous (aller)

1. allez
2. allons
3. allerez
4. alliez

Ils .... (aller)

1. vais
2. vas
3. va
4. vont

Elle (aller)

1. vais
2. va
3. vas
4. a

Nous .... (aller)

elles ... (aller)

Louise .... (aller)

Opdrachten

Ex. 8B, 8C, 8D

Klaar? Maak de andere opdracht ook nog (B of D) en leer apprendre 4

Programma

1. Herhalen werkwoord 'aller'

2. Nakijken ex. 8B, 8C, 8E 

3. Ex. 3 + 4 (vocabulaire)

4. In groepjes tekst lezen + ex. 5 en 6

Doelen: 

Ik kan het werkwoord aller vervoegen

Ik kan de belangrijkste informatie uit een tekst halen bij het thema wonen

Leestekst U4

Groepjes van 4

4 taken verdelen:

1. Tijdbewaker

2. Woordzoeker

3. Schrijver

4. Gespreksleider

Woordzoeker

Wat doe ik?
Ik ben verantwoordelijk voor het opzoeken van woorden die jullie niet kennen. 
Ik gebruik mijn boek en iPad

Opdracht

Lees de tekst. Beantwoord de vragen van ex. 5 en 6 op blz. 114-117. Bedenk ook samen één nieuwe vraag bij de leestekst.
Vul alles in op het antwoordblad en lever dit in bij de docent om 09:30 uur

Programma

Woordjes quiz

Bespreken huiswerk 

Ecouter: ex. 11

Doelen van vandaag:

Ik ken het Franse alfabet
Ik kan mijn eigen naam spellen in het Frans

Programme d'aujourd'hui

Quiz woordjes/aller herhaling

Menu au choix: werken aan een onderwerp van U3/U4 naar keuze ter voorbereiding op TW3

Ik ga

1. Je vas
2. Je vais
3. Je va
4. Je suis

U gaat

Het stoplicht

1. Les feux
2. Le cinéma
3. D'accord
4. la porte

La porte =

Wij gaan

1. Nous allez
2. Nous allons
3. Vous allez
4. Ils vont

blauw =

La première rue à gauche =

la boulangerie =

Tout droit =

La fenêtre =

Zij gaat

1. Elles vont
2. Il va
3. Vous allez
4. Elle va

Men gaat

La maison

Le bureau

La chambre

La salle de séjour

Le jardin

La salle de bains

Menu au choix. Werk zelf aan een onderwerp naar keuze

Nakijken en bespreken

Blz. 114-117

Welke vragen van ex. 5 en 6 kwam je niet uit?

8BCE

Doelen van vandaag:

Ik ken het Franse alfabet

Ik kan mijn eigen naam spellen in het Frans

Écouter

Tips & strategieën, blz. 160

Ex. 11 (alfabet)

Ex. 12, 13

Les devoirs

Leer het alfabet 

Lundi (le 12 février): oefen luistertoets

Dit weet ik na vandaag:

Dit is nog onduidelijk: