2.2 en 2.3 interbellum oefenvragen

Oefenvragen 2.2 en 2.3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Oefenvragen 2.2 en 2.3

Slide 1 - Slide

Welke kenmerken passen bij het fascisme?
A
Antidemocratisch
B
Gewelddadig
C
Extreem nationalistisch
D
Totalitair

Slide 2 - Quiz

Welke kenmerk past niet bij fascistisch Italië?
A
Indoctrinatie
B
Persoonsverheerlijking
C
Democratie
D
Dictatuur

Slide 3 - Quiz

Welk land had in de jaren 1930 een planeconomie?
A
V.S.
B
Italië
C
Duitsland
D
S.U.

Slide 4 - Quiz

Welke kenmerken passen bij een totalitaire samenleving?
De totalitaire samenleving
De staat bepaalt het doen/denken van het volk.
Het individu mag zelf bepalen hoe hij/zij denkt.
Er is een democratie.
Er is een dictatuur.
Er is sprake van indoctrinatie en terreur.
Er is sprake van vrijheid van meningsuiting.

Slide 5 - Drag question

Communisme
Fascisme
nationaal- socialisme
Niet denken, maar doen
1 leider
Geweld verheerlijkt
Mussolini
Vijfjarenplan
Lenin
Hitler
Rassenleer
Lebensraum
NSDAP
Collectivisatie
strafkampen
Vrede van Versailles ongedaan maken
Totalitaire dictatuur
Stalin

Slide 6 - Drag question


"De Joden hebben ervoor gezorgd dat er nu een economische crisis is"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 7 - Quiz


"Privébezit? Daar doen wij niet aan!!!"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 8 - Quiz


"Bij ons is iedereen gelijk. Wij komen op voor de arbeiders!!!"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 9 - Quiz

Sovjet-Unie

Nazi-Duitsland

Collectivisatie
Rassenleer
Communisme
NSDAP
Machtingswet
Planeconomie
Rijksdagbrand

Slide 10 - Drag question

Dictatuur
Persoonsverheerlijking
Gelijkschakeling
Indoctrinatie
Terreur
De leider wordt als een soort god vereerd.
Het continu opdringen van een mening en ideeën  door eenzijdige en partijdige informatie.
De regering probeert het gedrag en de gedachten van de bevolking te controleren en aan te passen.
De staat gebruikt geweld om de burgers te intimideren en tegenstanders uit te schakelen.
Één persoon of een kleine groep heeft alle macht in handen.

Slide 11 - Drag question

Gestapo
SS
SA
Hitlerjugend
Lijfwacht en elitesoldaten van Hitler
Knokploeg van de nazi's
Jeugdorganisatie van de nazi's
Geheime Duitse politie

Slide 12 - Drag question

Overtuigen
Straffen
Propaganda
Showproces
Concentratiekamp
Hitlerjugend en BDM
Censuur
Terreur
Indoctrinatie
SA en SS
Gestapo
Gelijkschakeling
Toespraken

Slide 13 - Drag question

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd
Dawesplan 
Inflatie
Verdrag van Versalles
Dolkstoot-legende

Slide 14 - Drag question