H1 Elektriciteit

H1 Elektriciteit
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

H1 Elektriciteit

Slide 1 - Slide

1.1 Leerdoelen
1.1.1 Je kunt met een model uitleggen hoe een elektrische stroom rond stroomt in een stroomkring.
1.1.2 Je kunt aangeven hoe je een stroommeter moet schakelen om een bepaalde stroom te meten.
1.1.3 Je kunt uitleggen dat de stroomsterkte in een serieschakeling op alle plaatsen even groot is.
1.1.4 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de totale stroomsterkte in een parallelschakeling.
1.1.5 Je kunt berekeningen uitvoeren met de verschillende stroomsterktes in een parallelschakeling.

Slide 2 - Slide

Gesloten stroomkring

De stroom loopt rond: van het stopcontact naar het apparaat, door het apparaat heen en daarna weer terug naar het stopcontact.

Slide 3 - Slide

CV installatie als model voor de stroomkring

-Spanningsbron; de pomp (geeft energie mee)
-Stroom; het water (transporteert energie)
-Schakelaar; radiator knop 
(onderbreekt de kring).
-Lampje; de radiator 
(hier wordt de energie afgegeven)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Plus voeding op plus (anders wijzer verkeerde kant op)
Grootste bereik eerst (anders slaat de wijzer mogelijk te ver uit. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Stroomsterkte

Grootheid Symbool; I
Eenheid; ampère (A)

Spanning

Grootheid Symbool; U
Eenheid; Volt (V)

Slide 11 - Slide

1 A = 1000 mA
1 mA = 0,001 A

Slide 12 - Slide

De stroomsterkte in een serieschakeling
.
Er wordt geen stroom verbruikt door de lampjes.
De stroomsterkte is overal gelijk

Slide 13 - Slide

De stroomsterkte in een parallelschakeling
It = I1 + I2 + I3
Om de totale stroom te krijgen mag je
alle stromen optellen.

Slide 14 - Slide

Toepassingen serie schakelingen; kerstlampjes,
batterijen bij speelgoed, ampèremeter.

Toepassingen parallelschakelingen: lampen in het lokaal, stopcontacten, groepen in de meterkast.


Slide 15 - Slide

a De stroomsterkte in een elektrische stroomkring meet je met een.........

b De stroomsterkte geef je aan met de letter ......

c Wat betekent I = 0,5 A ?

d De totale stroomsterkte (I t) in een parallelschakeling kun je berekenen met de formule:



Slide 16 - Slide

Teken het bijbehorende schakelschema.

Slide 17 - Slide

Vul in:

a)0,005 A =
  mA      d) 25 mA = A


b)0,035 A =    mA      e) 0,5 A =
mA 

c) 10 mA = 
A               f) 1,2 A = mA




Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Noteer het meetbereik en de waarde.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

a Waar kun je de totale stroomsterkte meten ?

b Waar de stroomsterkte door lamp B ?

c Waar door C ?

Slide 23 - Slide

In de figuur zie je een gemengde schakeling van drie lampjes en een batterij.
Teken het schakelschema.

Slide 24 - Slide

elektriciteit in huis
2

Slide 25 - Slide

1.2 Leerdoelen
1.2.1 Je kunt de onderdelen van een huisinstallatie benoemen vanaf de hoofdleiding in de meterkast.
1.2.2 Je kunt beschrijven waar de verschillend gekleurde draden in een huisinstallatie voor dienen.
1.2.3 Je kunt de oorzaak en de gevolgen beschrijven van kortsluiting en van overbelasting.
1.2.4 Je kunt het verschil uitleggen tussen gelijkspanning (DC) en wisselspanning (AC).(extra stof)

Slide 26 - Slide

Huisinstallatie / Meterkast
Groepenkast + Zekeringen

Aardlekschakelaar
Hoofdschakelaar



Kilowattuur-meter



Hoofdzekering

Slide 27 - Slide

Huisinstallatie
1
2

Slide 28 - Slide

Huisinstallatie

Slide 29 - Slide

Kortsluiting

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Overbelasting

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Wisselspanning en gelijkspanning
Gelijkspanning: Een batterij heeft een 
+ en - symbool en levert gelijkspanning
Wisselspanning: Stopcontact wisselt 
       + en - razend snel
Apparaat voor wisselspanning werkt niet op gelijkspanning.
Fiets dynamo levert wisselspanning.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

1.3 Leerdoelen
1.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
1.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
1.3.3 Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
1.3.4 Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
1.3.5 Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.
1.3.6 Je kunt uitleggen waarom je een energiemeter nodig hebt om het werkelijke energieverbruik van een apparaat te bepalen. (extra stof)

Slide 36 - Slide

 Vermogen
  • Wat is vemogen?
  • Vermogen in huis!
  •  Vermogen van verschillende apparaten!
  • Vermogen berekenen

Slide 37 - Slide

Vermogen
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U).
Hoe meer Volt (V), des te groter is het vermogen.

Het vermogen (P) hangt óók af van: De stroomsterkte (I).
Hoe meer Ampère, des te groter het vermogen.
                          De formule voor het vermogen is dus:
                                               P = U x I

Slide 38 - Slide

Filmpje elektrisch vermogen

Slide 39 - Slide

Vermogen
Vermogen is het energieverbruik per seconde verbruikt 

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W).

1 kilowatt (kW) = 1000 W 

Slide 40 - Slide

Energieverbruik

E = P x t

Slide 41 - Slide

1.4 Elektriciteit en Veiligheid

Slide 42 - Slide

Leerdoelen 1.4
  • 1.4.1 Je kunt beschrijven welke twee gevaren het gebruik van elektriciteit met zich meebrengt.
  • 1.4.2 Je kunt uitleggen waarom je in vochtige ruimtes extra voorzichtig moet zijn met elektriciteit.
  • 1.4.3 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met enkele isolatie en met dubbele isolatie.
  • 1.4.4 Je kunt zekeringen, aardlekschakelaars en randaarde in afbeeldingen herkennen.
  • 1.4.5 Je kunt de functie van zekeringen, aardlekschakelaars en randaarde beschrijven.

Slide 43 - Slide

Voorkennis
 Heb jij al eens een schok gehad door elektriciteit ?

Slide 44 - Slide

Gevaren elektriciteit
1) Brand bij kortsluiting of 
overbelasting.
2) Schok.


Slide 45 - Slide

enkele/dubbele isolatie
Bij een apparaat met dubbele isolatie is er een extra isolatielaag en meestal een plastic buitenkant.

Slide 46 - Slide

Zekeringen
Groepszekering: deze springt boven 
de 16 A om brand door oververhitting 
te voorkomen.

Installatieautomaat: een 
elektronische zekering.

Slide 47 - Slide

Aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom tussen de fase en nul. Is deze groter dan 30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Randaarde
Een geel/groene draad die via de metalen buitenkant van een apparaat via het snoer naar de rand van het stopcontact gaat.

De randaarde voorkomt stromen door je lichaam.
 

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide