NAAMVALLEN gaan altijd over
(VOOR-)NAAMWOORDEN (en lidwoorden): -zelfstandige naamwoorden (Mann - Schule - Kinder - enz.)
-bijvoeglijke naamwoorden (klein - dick - langweilig - enz.)
-persoonlijke voornaamwoorden (ich - mich - du - dich - enz.)
-bezittelijke voornaamwoorden (mein - deine - unsere - enz.)
-vragende voornaamwoorden (wer - welcher - enz.)
-aanwijzende voornaamwoorden (dieser - diese - jede - enz.)
-lidwoorden (der - die - das - den - ein - eine - enz.)