Herhaling diversen

Verkeer 
Herhaling les 5 en 6
1 / 19
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Verkeer 
Herhaling les 5 en 6

Slide 1 - Slide

Een bestuurder uit een onverharde weg moet iedereen voorrang geven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Niet waar, want...
Een bestuurder uit een onverharde zijweg moet alleen voorrang geven aan alle bestuurders, dus niet aan voetgangers!

Slide 3 - Slide

De auto is al aan het wegrijden, maar er komt een fietser aan. Welk advies geef je de fietser?
A
Rem af en laat de auto voorgaan.
B
Rijd rustig langs de auto.
C
Rij met een bocht om de auto heen.

Slide 4 - Quiz

Want...
Kies altijd de veiligste optie! De auto is al aan het wegrijden.

Slide 5 - Slide

Wat kan Sara hier het beste doen?
A
Oversteken, want ze gaat voor.
B
Wachten, want ze weet niet of Joy haar voor laat en stopt.

Slide 6 - Quiz

Want...
Kies altijd de veiligste optie! Eerst controleren of iemand je ziet.

Slide 7 - Slide

Jetty komt aan bij een kruising. Moet de auto haar hier voorrang geven?
A
Ja, want Jetty komt van rechts.
B
Nee, want Jetty komt uit een onverharde weg.

Slide 8 - Quiz

Want...
Een bestuurder uit een onverharde zijweg moet voorrang geven aan alle bestuurders! Dus ook fietsers. 

Slide 9 - Slide

Waar rijdt de bus?
A
Binnen de bebouwde kom
B
Buiten de bebouwde kom.

Slide 10 - Quiz

Want...
Je ziet huizen en bebouwing.

Slide 11 - Slide

Wie mag er eerst?
A
De fietser
B
De bus

Slide 12 - Quiz

Want...
Binnen de bebouwde kom hebben bussen voorrang.

Slide 13 - Slide

Waar moet Cindy op letten?

Slide 14 - Open question

Wat moet je doen als het stoplicht begint te knipperen?
A
Terug rennen.
B
Rustig doorlopen.
C
Snel naar de overkant lopen.

Slide 15 - Quiz

Want...
Dit betekent dat je snel door moet lopen. Als er twee stoplichten zijn stop je altijd op de middenberm om te wachten op het volgende stoplicht.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wie moet je altijd over laten steken?
A
Mensen die slecht kunnen lopen.
B
Mensen die slecht kunnen zien.
C
Mensen die haast hebben.

Slide 18 - Quiz

Want...
Mensen die slecht kunnen zien of slecht kunnen lopen laat je voor. 

Slide 19 - Slide