This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
- In de les Nederlands heb je geleerd hoe je de persoonsvorm kan vinden
- De persoonsvorm is altijd een werkwoord
1. Verander de zin van tijd. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
Bijvoorbeeld:
- Ik fiets naar school
- Ik fietste naar school
De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.
worden - en = word
leiden - en = leid
houden -en = houd
Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan
naar de ik-vorm
Kijk maar:
geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof
reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis
lopen - en = lop - de ik-vorm = loop
Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit
geloven - en = gelov
reizen - en = reiz
lopen - en = lop
De persoonsvorm spellen in de
tegenwoordige tijd
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,
zijn er maar drie mogelijkheden
Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:
schrijf alleen de stam
ik loop
ik fiets
ik praat
ik vind
loop jij
fiets jij
praat jij
vind jij
Enkelvoud andere vormen:
schrijf de stam + t
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Meervoud:
schrijf het hele werkwoord
wij lopen
zij fietsten
jullie praten
Fred en Laurien vinden
SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN
DE TEGENWOORDIGE TIJD
- je weet hoe je de persoonsvorm vindt
- je kent de stam van een werkwoord
- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen