This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN
DE TEGENWOORDIGE TIJD
- je weet hoe je de persoonsvorm vindt
- je kent de stam van een werkwoord
- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen
De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.
Bijvoorbeeld:
worden - en = word
leiden - en = leid
houden -en = houd
Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit
Kijk maar:
geloven - en = gelov
reizen - en = reiz
lopen - en = lop