Voorbereiding proefwerk les 17, 18, 25 en 26

Voorbereiding proefwerk les 17, 18, 25 en 26
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding proefwerk les 17, 18, 25 en 26

Slide 1 - Slide

Inhoud
17. Tekstdoelen
18. Alineaverbanden
25. Soorten inleidingen
26. Soorten afsluitingen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Kan een tekst meerdere tekstdoelen hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Er zijn 4 tekstdoelen. Eén van onderstaande tekstdoelen is niet juist! welke?
A
Informeren
B
Evalueren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 11 - Quiz

Geef aan om welk tekstdoel het gaat.

Hockey is veel leuker om naar te kijken dan voetbal! Het gaat sneller en er is veel meer te zien.
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 12 - Quiz

Geef aan om welk tekstdoel het gaat.

Zet je rechterbeen naar achter en buig je linkerbeen. Duw je rechterhiel naar de grond.
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 13 - Quiz

Geef aan om welk tekstdoel het gaat.

Elke dag het laatste sportnieuws? Download de app!
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 14 - Quiz

Geef aan om welk tekstdoel het gaat.

Damesvoetbal is in opmars. De kijkcijfers van het Nederlands dameselftal stegen van 2,1 naar 2,4 miljoen
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 15 - Quiz

Geef aan om welk tekstdoel het gaat.

Vannacht droomde ik dat ik proefvoetballer was, maar alles ging mis
A
Informeren
B
Vermaken/amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Waarom zijn alinea’s belangrijk in een tekst?

Slide 24 - Open question

Waar moet je op letten bij het lezen van alinea's?

Slide 25 - Open question

In de laatste zin van de alinea staat een signaalwoord.
Schrijf het signaalwoord op.

Slide 26 - Open question

In de laatste zin van de alinea staan twee signaalwoord.
Schrijf de signaalwoorden op.

Slide 27 - Open question

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Wat is het verband tussen de alinea’s 5 en 6?

Slide 28 - Open question

Deze vraag hoort bij de vorige.

Aan welk signaalwoord kun je dit verband tussen alinea 5 en 6 zien?

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 36 - Open question

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?

Slide 37 - Open question

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?

Slide 38 - Open question

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?

Slide 39 - Open question

Wat voor soort inleiding heeft deze tekst?
A
Reden – de schrijver legt uit waarom hij deze tekst heeft geschreven.
B
Belangrijkste informatie – de belangrijkste informatie staat al in de inleiding.
C
Opbouw – de schrijver geeft aan wat voor informatie er in de tekst komt.
D
Voorbeeld – de schrijver maakt de lezer nieuwsgierig door een situatie te beschrijven.

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Noem één van de vijf dingen die een schrijver kan doen in het slot van een tekst.

Slide 48 - Open question

Wat voor soort afsluiting heeft deze tekst?
A
een samenvatting en een conclusie
B
een advies of waarschuwing
C
een toekomstverwachting
D
een vraag

Slide 49 - Quiz

Dit hoort nog bij de vorige vraag.
Leg uit waaraan je ziet om wat voor slot het gaat.

Slide 50 - Open question

Wat voor soort afsluiting heeft deze tekst?
A
een samenvatting en een conclusie
B
een advies of waarschuwing
C
een toekomstverwachting
D
een vraag

Slide 51 - Quiz