Voorbereiding proefwerk les 27, 28, 40 en 41
1 / 34
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?
Om welke soort inleiding gaat het?
Slide 7 - Open question
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?
Om welke soort inleiding gaat het?
Slide 8 - Open question
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?
Om welke soort inleiding gaat het?
Slide 9 - Open question
Wat voor soort inleiding heeft deze tekst?
A
Reden – de schrijver legt uit waarom hij deze tekst heeft geschreven.
B
Belangrijkste informatie – de belangrijkste informatie staat al in de inleiding.
C
Opbouw – de schrijver geeft aan wat voor informatie er in de tekst komt.
D
Voorbeeld – de schrijver maakt de lezer nieuwsgierig door een situatie te beschrijven.
Slide 10 - Quiz
In de laatste zin van alinea 2 staat een signaalwoord.
Schrijf het signaalwoord op.
Schrijf het signaalwoord op.
Slide 11 - Open question
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Wat is het verband tussen de alinea’s 5 en 6?
Wat is het verband tussen de alinea’s 5 en 6?
Slide 12 - Open question
Deze vraag hoort bij de vorige.
Aan welk signaalwoord kun je dit verband tussen alinea 5 en 6 zien?
Aan welk signaalwoord kun je dit verband tussen alinea 5 en 6 zien?
Slide 13 - Open question
Wat voor soort afsluiting heeft deze tekst?
A
een samenvatting en een conclusie
B
een advies of waarschuwing
C
een toekomstverwachting
D
een vraag
Slide 14 - Quiz
Dit hoort nog bij de vorige vraag.
Leg uit waaraan je ziet om wat voor slot het gaat.
Leg uit waaraan je ziet om wat voor slot het gaat.
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Lees alinea 2.
In welk deel van de alinea zie je beeldspraak?
In welk deel van de alinea zie je beeldspraak?
A
... een geschenk uit de hemel
B
... in de hoop
C
... maar krap twee weken...
D
... een warme handdruk
Slide 23 - Quiz
In alinea 6 staat de zin: ‘'Maar als hier straks zestig man zit, hebben we echt extra handen nodig', zegt Nico.’ Waarom is extra handen hier beeldspraak?
Slide 24 - Open question
Lees alinea 7.
Wat is in deze alinea een woordspeling?
Wat is in deze alinea een woordspeling?
A
... in gesprek met een droomkandidaat.
B
... misschien valt er nog een mouw aan te passen
C
... zijn kennis overwaait naar de andere twee koks
D
... een gastvrij restaurant moet gewoon vol kunnen zijn.
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Bekijk tekst 1 nog een keer.
Wat is in één zin het onderwerp van deze tekst
Wat is in één zin het onderwerp van deze tekst
Slide 33 - Open question
Noteer twee wh-vragen die je over tekst 1 zou kunnen stellen
