H2 Spelling en vervoegen van Engelse werkwoorden (herhaling) 9 september 2022

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel van deze les

1. Je leert over de spelling van leenwoorden.

2. Het vervoegen van Engelse werkwoorden in de Nederlandse taal.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

- Herhaling leenwoorden en vervoeging Engelse werkwoorden
- Huiswerk bespreken opdr. 3 en 4
- Dictee 
- Kahoot!

Slide 3 - Slide

Leenwoorden, hoe schrijf je die ook al weer?
Leenwoorden zijn woorden die uit een andere taal zijn overgenomen. Wij zien deze woorden als Nederlandse woorden, we hebben geen andere woorden voor die woorden en daarom worden ze ‘geleend.' Veel leenwoorden komen uit het Engels.

Slide 4 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse zwakke werkwoorden!
    Je gebruikt dezelfde regels.


  • Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
paintball, delete, race (vanwege de uitspraak)
scoor, promoot -(vanwege de o-klank)

Slide 5 - Slide

Vervoegen van Engelse werkwoorden
  • Stam: -en van het w.w. afhalen, soms laat je de -e staan.
Vb. e-mailen - e-mail, relaxen-relax, racen-race, timen-time

  • In de tegenwoordige tijd: stam, stam +t of stam +en

Slide 6 - Slide

Vervoegen van Engelse werkwoorden

  • Bij de verleden tijd en voltooid deelwoord: 't (e)x-fokschaap
Vb. mixen - ik mix , hij mixt , ik mixte , ik heb gemixt
gamen - ik game , hij gamet , ik gamede , ik heb gegamed
  • Als de uitgang van een woord op een klinker eindigt, krijg je een d bij de verleden tijd en het voltooid deelwoord
    Vb.  bingo, bingoot, bingode(n), gebigood

Slide 7 - Slide

Vervoegen Engelse werkwoorden

Slide 8 - Slide

Bespreken huiswerk opdr. 3 en 4 - blz. 66

- Opdracht 3 - blz. 66. 
Ga uit van de STAM en niet van de IK-VORM

- Opdracht 4 - blz. 67

Slide 9 - Slide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 67

Slide 10 - Slide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 67 
1 Evert crosst op zijn mountainbike over het smalle bospad.
onjuist – Het moet zijn crost; de extra s is niet nodig voor de uitspraak.
2 Van haar spaargeld heeft Marieke in de herfstvakantie uitgebreid geshopt.
juist – De p zit in het ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p en de extra p is niet nodig voor de uitspraak.
3 Christine showdt vol trots haar nieuwe outfit aan haar vriendin.
onjuist – Het moet zijn showt: ik-vorm + t.


Slide 11 - Slide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 67 
4 Flirte jij vrijdagavond zonder blikken of blozen met de broer van Simon?
onjuist –  (ovt) Het moet zijn flirtte: ik-vorm + te.
5 In de kantine van de korfbalclub werd enthousiast gebingoot.
onjuist – Het moet zijn gebingood: als de uitgang op een klinker eindigt, krijg je een d bij de vt en het vd.
6 Niet iedereen wordt graag getagd in een foto op Facebook.
juist – De g zit niet in het ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.


Slide 12 - Slide

Dictee

Slide 13 - Slide



Pak je laptop voor een Kahoot! nieuwsquiz

Slide 14 - Slide

Tot volgende week!
Fijn weekend! 

Slide 15 - Slide