Grammatica zinsontleding H1

Nederlands 20 september



lezen (stilte)

woordenschat H1 - leren en oefenen

uitleg grammatica zinsdelen H1

aan de slag

voorlezen

timer
10:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands 20 september



lezen (stilte)

woordenschat H1 - leren en oefenen

uitleg grammatica zinsdelen H1

aan de slag

voorlezen

timer
10:00

Slide 1 - Slide

woorden van de week
taboe = iets waarover niet gesproken mag worden
Omdat mijn broertje van zeven heel onrustig wordt als we het over 5 december hebben, is het noemen van Sinterklaas bij ons taboe.

Begrippenpaar = twee begrippen (woorden, termen) die om een bepaalde reden bij elkaar genomen worden
Burgers en stoommachines zijn heel verschillende dingen, maar ze worden als begrippenpaar genoemd om de negentiende eeuw aan te duiden.



Slide 2 - Slide

woorden van de week
terloops = onopvallend tussen andere dingen
Ik weet niet meer wanneer dat feestje is, want de datum is slechts terloops genoemd.

toewijding = grote zorg en aandacht; volledige overgave aan iets of iemand
Het kleine meisje zorgde met veel toewijding voor de jonge konijntjes.


Slide 3 - Slide

woordenschat H1
- leren woordenlijst H1 en oefenen met Quizlet (zie in de planner)

- voor de SO leren: 
     - leren van de woordenlijst (woord - betekenis)
     - wat is woordraadstrategie, context, synoniem (groene         blokje blz. 24)

Slide 4 - Slide

Grammatica H1

Doelen:
- je kunt de persoonsvorm in een zin vinden
- je kunt de zinsdeelproef gebruiken om zinnen in zinsdelen te verdelen
persoonsvorm en zinsdelen

Slide 5 - Slide

startopdracht grammatica zinsdelen H1
- inloggen in de digitale methode, 65831

- ga naar hoofdstuk 1, grammatica zinsdelen, maak de startopdracht in twee- of drietallen, gebruik de toets nakijken nog niet!

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm (pv)

In elke zin staan werkwoorden.

Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is een werkwoord die zich

aanpast aan het onderwerp.

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm geeft aan of een zin in de tegenwoordige

of verleden tijd staat.



Ik loop - ik liep

Jij bakt - jij bakte

Wij zien - wij zagen

Slide 9 - Slide

Wat is het werkwoord?
De kip loopt naar het hok.

Slide 10 - Open question

Wat is het werkwoord?
De bakker bakt lekkere broodjes.

Slide 11 - Open question


Bij het ontleden van zinnen is het heel fijn als je weet wat de persoonsvorm is.


In het Nederlands vormt deze de spil bij het opbouw van de zin en daarvan kan je gebruik maken bij het vinden van de zinsdelen.


Daarom begin je bij het ontleden van een zin altijd met het vinden van de persoonsvorm!

Slide 12 - Slide

1. Tijdproef

Zet de zin in een andere tijd.

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.


Bijvoorbeeld: De jongen speelt buiten - De jongen speelde buiten

Slide 13 - Slide

2. getalsproef
Verander het getal van de zin: maak van het enkelvoud het meervoud of andersom.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm

bijvoorbeeld: De jongen speelt buiten - De jongens spelen buiten

Slide 14 - Slide

3. Vraagproef (liever niet)

Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.

Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.


bijvoorbeeld: De jongen speelt buiten - Speelt de jongen buiten?

Slide 15 - Slide

Ontleden


Morgen en overmorgen gaat het de hele dag regenen.


STAP 1: zet de zin in een andere tijd

Slide 16 - Slide

Ontleden


Morgen en overmorgen ging het de hele dag regenen.


STAP 2: zinsdeelstrepen zetten

- altijd voor en achter de persoonsvorm een streep

- alles wat al voor de pv staat is een zinsdeel

Slide 17 - Slide

Ontleden


Morgen en overmorgen gaat het de hele dag regenen

Morgen en overmorgen | gaat | het | de hele dag| regenen


TIP: Zinsdelen kun je in zijn geheel verplaatsen. 

Slide 18 - Slide

Wat is de persoonsvorm:
Zij heeft kauwgom in haar haar.

Slide 19 - Open question

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm:
Waarom heb je dat verteld?

Slide 21 - Open question

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Waarom heb | je | dat | verteld?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 23 - Open question