Nederlands week 43
HV1B en HV1E
10 minuten lezen
in stilte
grammatica H1
zelfstandig aan het werk
afsluiting
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
In elke zin staan werkwoorden.
Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.
Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!
De persoonsvorm is een werkwoord die zich
aanpast aan het onderwerp.
Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.
Ik loop
Jij loopt
Wij lopen
De persoonsvorm geeft aan of een zin in de tegenwoordige
of verleden tijd staat.
Ik loop - ik liep
Jij bakt - jij bakte
Wij zien - wij zagen
Bij het ontleden van zinnen is het handig als je weet wat de persoonsvorm is.
In het Nederlands vormt deze de spil bij het opbouw van de zin en daarvan kan je gebruik maken bij het vinden van de zinsdelen.
Daarom begin je bij het ontleden van een zin altijd met het vinden van de persoonsvorm!
Zet de zin in een andere tijd.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
bijv: Marieke gaat naar Spanje op vakantie
Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.
Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
Bijv: Jochem gaat naar Zweden verhuizen
Morgen en overmorgen gaat het de hele dag regenen.
STAP 1: zet de zin in een andere tijd
Morgen en overmorgen ging het de hele dag regenen.
STAP 2: zinsdeelstrepen zetten
- altijd voor en achter de persoonsvorm een streep
- alles wat al voor de pv staat is een zinsdeel
Morgen en overmorgen gaat het de hele dag regenen
Morgen en overmorgen | gaat | het | de hele dag| regenen
TIP: Zinsdelen kun je in zijn geheel verplaatsen.
week 43
25- 30 okt.
Les 1
H1 Grammatica: zinsdelen (p.29)
Opdr. Start – theorie pv en zinsdelen – opdr. 1
HW: opdr. 2
Les 2
H1 Grammatica: zinsdelen
Opdr. 2 nakijken Opdracht 3 maken
Jan | slaat | de man met de boodschappentas.
Jan | slaat | de man | met de boodschappentas.