What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Unité 2 C'est qui? c'est quoi?
Geef aan welke bijvoeglijke naamwoorden altijd vóór het zelfstandig naamwoord staan:
1 / 24
next
Slide 1:
Open question
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
2 videos
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Geef aan welke bijvoeglijke naamwoorden altijd vóór het zelfstandig naamwoord staan:
Slide 1 - Open question
Révision
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grand
e
grand
es
grand
grand
s
Slide 2 - Drag question
komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
italien
mauvais
noir
joli
beau
sportif
Slide 3 - Drag question
Schuif de woorden in de juiste volgorde
GRAMMAIRE
Het bijvoeglijk naamwoord
J'habite dans une ............................ maison
Il y a de .................... chambres.
Nous avons aussi un ....................jardin
Mon animal ..................... c'est Sammie.
Sammie a les cheveaux ....................
Ma mère est ...........................
Kies het correcte bijvoeglijke naamwoord. Let op bij de onregelmatige vormen.
belles
beaux
vieux
beau
vieille
vieilles
brunes
bruns
brune
hollandais
hollandaise
préférée
préféré
préférés
grand
grande
grands
Slide 4 - Drag question
faire du foot
faire du vélo
faire du patinage
faire du tennis
faire de l 'equitation
faire du skateboard
faire du shopping
jouer aux échecs
faire du basket
Slide 5 - Drag question
pouvoir
pu
peux
kunnen
gekund
kan
Slide 6 - Drag question
pouvoir
kunnen
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
peux
pouvez
peut
peux
peuvent
pouvons
Slide 7 - Drag question
Les sports |
Faire
+
du / de la / de l' / des
*
Bij sporten zonder tegenspeler/bal (individueel)
1.
2.
3.
4.
5.
Faire du cheval
Faire de la natation
Faire de ski
Faire du jogging
Faire du vélo
Slide 8 - Drag question
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
beschrijven
timer
0:10
A
l'objet
B
décrire
C
le truc
D
survivre
Slide 11 - Quiz
van hout
timer
0:10
A
en bois
B
en métal
C
en papier
D
en plastique
Slide 12 - Quiz
de ogen
timer
0:10
A
la bouche
B
la peau
C
les cheveux (m pl)
D
les yeux ( m pl)
Slide 13 - Quiz
beslissen
timer
0:10
A
aucun
B
timide
C
décider
D
un sourire
Slide 14 - Quiz
het leven
timer
0:10
A
un jour
B
le placard
C
la vie
D
un endroit
Slide 15 - Quiz
le personnage principal
timer
0:10
A
persoonlijk
B
niemand
C
de hoofdpersoon
D
ingewikkeld
Slide 16 - Quiz
het verhaal
timer
0:10
A
l'histoire
B
recommander
C
la fin
D
l'endroit
Slide 17 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van mettre?
A
mis
B
mets
C
metté
D
mes
Slide 18 - Quiz
Wat is de tu-vorm van het werkwoord mettre?
A
Tu mettre
B
Tu mettres
C
Tu met
D
Tu mets
Slide 19 - Quiz
mettre
A
lijken op
B
leggen, zetten
Slide 20 - Quiz
mettre betekent:
A
zetten
B
leggen
C
aantrekken
D
erover doen
Slide 21 - Quiz
vervoeg
ils/elles (mettre)
A
mettons
B
mettent
C
mettez
Slide 22 - Quiz
vervoeg
je (mettre)
A
met
B
mette
C
mets
Slide 23 - Quiz
(mettre) Ils ....des baskets
A
mettons
B
mettez
C
mets
D
mettent
Slide 24 - Quiz
More lessons like this
Les 6 U3
March 2021
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Le mercredi 15 février (A2f-s07)
February 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Het bijvoeglijk naamwoord 2
January 2024
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Het bijvoeglijk naamwoord
November 2023
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Het bijvoeglijk naamwoord
August 2024
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Bijvoeglijk naamwoord
October 2024
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
October 2024
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
October 2024
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2