K2 Hoofdstuk 3 TV verwijswoorden

Herhalen 

Doel:
Ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhalen 

Doel:
Ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 

Slide 1 - Slide

Is de stelling waar?

Een tekst is saai als je verwijswoorden gebruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Is de stelling waar?

Je brengt variatie aan door verwijswoorden en samengestelde zinnen te gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Is de stelling waar?

Het-woorden zijn onzijdig.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz


Bij het-woorden verwijs je met:
A
hij, hem, zijn
B
die, deze
C
dat, dit
D
zij/ze, haar

Slide 5 - Quiz


Bij het-woorden verwijs je met:
A
hij, hem, zijn
B
die, deze
C
het,zijn
D
zij/ze, haar

Slide 6 - Quiz


Bij de-woorden (mannelijk) verwijs je met:
A
zij/ze, haar
B
die, deze
C
het,zijn
D
dat,dit

Slide 7 - Quiz


Bij de-woorden (vrouwelijk) verwijs je met:
A
zij/ze, haar
B
dat,dit
C
het,zijn

Slide 8 - Quiz


Bij meervoud verwijs je met:
A
zij/ze, hun
B
dat,dit
C
het,zijn

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:

Waar heb je het jasje gekocht, die/dat je gisteren droeg?
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:

De spelers moeten terugkomen op hun/zijn besluit om uit het team te stappen.
A
hun
B
zijn

Slide 11 - Quiz