7-3 2KGTB

timer
15:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
15:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lezen
Spelling: leestekens
Spelling: meervouw


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

  • Ik kan komma's op de juiste plek in de zin zetten
  • Ik kan op de juiste wijze citeren
  • Ik kan woorden in meervoud zetten met -s -en of -ën
  • Ik heb tot blz. 96 van het Pungelhuis gelezen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Directe en indirecte rede
Zet de volgende zin in directe en indirecte reden
Sven zei dat hij er niets van snapte

Slide 4 - Slide

Probeer of tijdens het gesprek dingen genoemd worden als lidwoorden, werkwoorden, zelfstandig naamwoorden enzovoort. Je kunt zelf bij Cursus 5 paragraaf 1 zien welke herhaald worden uit leerjaar 1. Schrijf dingen die ze zeggen rondom deze rechthoek op het bord. Je hoeft verder geen uitleg te geven.
Directe en indirecte rede
Directe rede:
Sven zei: 'Ik snap er niets van.'

Indirecte reden:
'Ik snap er niets van.', zei Sven

Slide 5 - Slide

Probeer of tijdens het gesprek dingen genoemd worden als lidwoorden, werkwoorden, zelfstandig naamwoorden enzovoort. Je kunt zelf bij Cursus 5 paragraaf 1 zien welke herhaald worden uit leerjaar 1. Schrijf dingen die ze zeggen rondom deze rechthoek op het bord. Je hoeft verder geen uitleg te geven.
Komma's
Welke drie regels zijn er voor het gebruik van komma's?

1.

2.

3.

Slide 6 - Slide

Probeer of tijdens het gesprek dingen genoemd worden als lidwoorden, werkwoorden, zelfstandig naamwoorden enzovoort. Je kunt zelf bij Cursus 5 paragraaf 1 zien welke herhaald worden uit leerjaar 1. Schrijf dingen die ze zeggen rondom deze rechthoek op het bord. Je hoeft verder geen uitleg te geven.
Schrijf zoveel mogelijk meervouden
op van dingen die je om je heen ziet
timer
1:00

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Meervoud
Zet -s achter het woord
Bijvoorbeeld: bumper – bumpers; pasje – pasjes; televisie – televisies; horloge – horloges; deejay – deejays.
Meestal moet de -s aan het woord vast. Gebruik ’s als je het woord anders verkeerd uitspreekt en na -y als daar een medeklinker voor staat: opa – opa’s; tosti – tosti’s; menu – menu’s
Zet -en achter het woord
Bijvoorbeeld: dorp – dorpen; bord – borden; klauw – klauwen.
Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld: banaan – bananen; kip – kippen; boef – boeven; baas – bazen.
Zet -ën achter het woord
Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën. Bijvoorbeeld: ree – reeën; orchidee – orchideeën.

Slide 8 - Slide

Probeer of tijdens het gesprek dingen genoemd worden als lidwoorden, werkwoorden, zelfstandig naamwoorden enzovoort. Je kunt zelf bij Cursus 5 paragraaf 1 zien welke herhaald worden uit leerjaar 1. Schrijf dingen die ze zeggen rondom deze rechthoek op het bord. Je hoeft verder geen uitleg te geven.
Zelfstandig werken
Cursus 7: Spelling
Paragraaf 3 en 4
Eventueel online paragraaf 1
Huiswerk

Het Pungelhuis tot en met blz. 96
Moet af op school

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat vond je lastig deze les?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk
Cursus 7: Paragraaf 3 en 4

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Poll
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

This item has no instructions