H1,2,3,7,8,910

• Paraveterinaire vakken
• MBO
• Studiejaar 2

Quizz H1,2,3,7,8,9,10

Een complicatie is een

1. effect van behandeling door samenloop van omstandigheden
2. een ontsteking op de inj. plaats
3. een bijwerking
4. een overgevoeligheids reactie

Als dierhouder mag je diergeneesmiddelen toedienen met een

1. UDA , UCA en VRIJ status
2. UDD, UDA en VRIJ status
3. UDA, URA en VRIJ status
4. geen van deze antwoorden klopt

Systemische toediening van geneesmiddelen kan

1. Lokaal en oraal
2. Lokaal en parenteraal
3. Oraal en parenteraal
4. Lokaal en rectaal

Wat is waar

1. Een poeder alleen een werkzame stof
2. Een pil kun je ook rectaal geven
3. Een tablet is makkelijker ingeven
4. Een capsule kun je openen

De keuze van een diergeneesmiddel is afhankelijk van

1. Aandoening, houdbaarheid, beschikbaarheid
2. Aandoening, patiënt, beschikbaarheid

MTC is

1. Minimale toxische concentratie
2. Maximale toxische concentratie
3. Mogelijke therapeutische concentratie
4. Minimale therapeutische concentratie

Wat houdt een therapeutische werking van een diergeneesmiddel in?

1. Dat het een ziek dier beter kan maken
2. Dat het een fysiologische werking kan veranderen
3. Dat het kan bijdragen bij het stellen van een diagnose
4. Dat het ervoor zorgt dat dieren niet ziek worden

Als een product gekoeld bewaard moet worden bedoelen we

1. Tussen de 2-8 graden
2. Tussen de 8-15 graden

De apotheek controleer je 1 x per maand op

1. Houdbaarheid, bewaarcondities
2. Houdbaarheid, temperatuur, voorraad
3. Temperatuur, ventilatie, licht
4. Aanprikdata, temperatuur, voorraad

Voor het bijhouden van de temperatuur in de apotheek gebruik je een

1. Continu temperatuur registratie
2. Minimum-Maximum thermometer
3. Maximum temperatuur registratie
4. Minimum temperatuur registratie

Mag je vloeistoffen uitponden aan de balie?

1. Ja
2. Nee

Via welke toedieningsroute is de opname snelheid het sneller?

1. Intra-veneus
2. Intra-musculair

Wanneer een medicijn zich omzet in het lichaam noem deze omgezette stoffen

1. Lipofielen
2. Metabolieten

Een geneesmiddel dat pas werkzaam wordt na omzetting noem je een

1. Soft-drug
2. Hard-drug
3. Pro-drug
4. Pre-drug

Wetgeving over diergeneesmiddelen vindt je terug het besluit

1. Diergeneeskundigen
2. Diervoeders
3. Dierlijke producten
4. Diergeneesmiddelen

Wat is een contra-indicatie?

1. Reden om bepaalde medicatie voor te schrijven
2. Bijwerkingen die kunnen optreden bij bepaalde indicaties
3. Reactie van het lichaam op een bepaald medicijn
4. Reden om bepaalde medicatie niet voor te schrijven

Wat is de cascade regeling voor diergeneesmiddelen

1. Regeling voor het uitgeven van diergeneesmiddelen
2. Regeling voor het kopen van diergeneesmiddelen
3. Regeling voor geneesmiddelen
4. Regeling die de behandel mogelijkheden voor DA vergroot

Wat is niet van belang bij de keuze van antibiotica

1. Diersoort
2. Locatie
3. Soort bacterie
4. Kanalisatiestatus

Benoem de 3 groepen anti-microbiële middelen

antibiotica

antimycotica

antiprotozoa

Waar moet 1e keus antibiotica niet aan voldoen?

1. Darmflora minimaal verstoren
2. Goede werkzaamheid
3. Geringe kans op resistentie
4. Breed spectrum

De wet en regelgeving van opiaten kun je terug vinden in de

1. Diergeneesmiddelen wet
2. Wet dieren
3. Diergeneesmiddelenbesluit
4. Opiumwet

Wat is MRSA?

Welke diersoort is extra gevoelig voor antibiotica?

1. Hond
2. Kat
3. Konijn

Beschrijf jou rol als paraveterinair bij het voorkomen van resistentie

Antimycotica werkt tegen

1. Virussen
2. MRSA bacteriën
3. Schimmels
4. Protozoën

Resistentie komt alleen bij antibiotica voor

1. Waar
2. Niet waar

Beschrijf 3 punten waar op let bij het uitgeven van diergeneesmiddelen

Juistheid medicijn

Juistheid dosering

Houdbaarheid

Bij vaccinatie tegen DHP spuit je antilichamen in die de hond beschermen tegen

1. Distempervirus, Parvovirus, Besmettelijke leverziekte
2. Klopt helemaal niet
3. Parvovirus, Hepatitisvirus, ziekte van carree
4. Distempervirus, Hepatitis, parainfluenza

Kattenziekte wordt veroorzaakt door

1. Parvovirus/panleucomievirus
2. Calicivirus/herpesvirus
3. Parvovirus/feline leukemievirus
4. Calicivirus/feline leukemievirus

Pups worden gevaccineerd op

1. 6,7,9 weken leeftijd
2. 8,9,12 weken leeftijd
3. 6,10,14 weken leeftijd
4. 6,9,12 weken leeftijd

Kittens worden gevaccineerd op

1. 9,12 weken leeftijd
2. 6,9 weken leeftijd
3. 12,14 weken leeftijd
4. 6,12 weken leeftijd