HVM Les 7 Verklaringsmodellen

• Schoonheidsverzorging
• MBO
• Studiejaar 3

HVM: verklaringsmodellen

Hormonen, huid- en bindweefselzones en (contra)-indicaties

Inhoud

Herhalen Indicaties en contra-indicaties

Verklaringsmodellen massage

Opdrachten

Evaluatie

Leerdoelen

- Je leert verschillende verklaringsmodellen van de huidverbeterende massage.

- Je kan de verschillen uitleggen en herkennen.

Wat is een goede indicatie voor hvm?

1. slechte doorbloeding
2. acne
3. eczeem
4. verslapte oogleden

Wat is een absolute contra-indicatie?

1. atrofie
2. koortslip
3. ontsteking
4. gestabiliseerd litteken

Wat is een voorbeeld van een contra-indicatie van plaats?

1. seborrhoe
2. rosacea met ontstekingen
3. disfunctie van schildklier
4. parkinson

Wat hoort bij relatieve contra-indicatie?

1. tot 9 maanden na bevalling
2. na 7e maand zwangerschap
3. bloeddruk problemen
4. elastosis

Verklaringsmodellen Hoofdstuk 15

Verklaringsmodel

Hiermee bedoelen we een verklaring waarom en hoe de huidverbeteringsmassage werkt. 

Aangezien elk mens anders is, zijn er meerdere verklaringen, meer soorten uitleg.

Mechanische verklaringsmodellen 

Met mechanisch bedoelen we feitelijk 'beweging'; wat zetten we met onze massage in beweging?

1. Degranulatie van mestcellen

2. Beïnvloeding fibroblasten

3. Lokale circulatie

1. Degranulatie van de mestcellen

Prikkeling van de mestcellen waardoor stoffen vrijkomen. De huid geeft hierdoor de volgende opeenvolgende reacties:

1. Bleke streep 

2. Rode verkleuring van de van de bleke streep

3. Zwelling van het weefsel door vocht

4. Uitbreiding van het rode gebied naar de omgeving

5. Verhoogde uitwisseling van voedings- en afvalstoffen

6. Gevoeligheid neemt toe

2. Beïnvloeding fibroblasten

Door trek-en drukkrachten worden fibroblasten aangezet tot productie en deling. 

Doelgericht prikkelen leidt tot nieuw gevormd bindweefsel!

3. Lokale circulatie

Door circulatie bevorderende factoren verbeteren de voedingstoestand van het weefsel.

Neurale verklaringsmodellen 

Met neuraal bedoelen we via de zenuwen.

1. Poorttheorie

2. Postexcitatoire depressie

3. Endorfines

4. Placebo

1. Poorttheorie

Als een gemyeliniseerde en ongemyeliniseerde prikkel tegelijk binnenkomen, kan het centrale zenuwstelsel als het ware een poort dichtzetten om pijn te remmen.

Ongemyeliniseerde prikkel = pijnlijk.

Bij de poorttheorie wordt deze prikkel tegengehouden bij de 'poort'.

Poorttheorie

Door tijdens de massage zowel stevige prikkels toe te dienen, als ook zachte huidtechnieken tussendoor, voel je dus de pijnlijke prikkel minder.

2. Post-excitatoire depressie

De orthosympaticus is bij klachten actiever. Dit willen we in balans brengen:

Kortdurende stimulatie op de ongemyeliniseerde vezel geeft even een verhoging van de activiteit/ orthosympaticus. 

Daarna (post) volgt juist de depressie / verlaging van de activiteit.  

4. Placebo effect

De verwachting die behandelaar en klant hebben van de behandeling kan een positief effect hebben op de behandeling.

Nocebo is het tegenovergestelde. Negatieve verwachtingen kan leiden tot een negatieve behandeling. 

Opdracht 

Maak de 

 opdracht Verklaringsmodellen.

Gezamenlijk bespreken

Welke verklaring hoort bij mechanisch?

1. Poorttheorie
2. Postexcitatoire depressie
3. Degranulatie van mestcellen
4. Endorfines

Welk verklaringsmodel hoort bij 'blokkeren van ongemyeliniseerde prikkel'?

1. poorttheorie
2. postexcitatoire depressie
3. beinvloeding fibroblasten
4. aanmaak endorfines

Welke verklaring hoort bij:
activiteit wordt eerst hoger, daarna lager dan het beginniveau.

1. poorttheorie
2. postexcitatoire depressie
3. degranulatie van mestcellen
4. beinvloeding fibroblasten

Welke verklaringsmodel hoort bij aanmaak van stoffen zoals histamine, heparine, serotonine?

1. poorttheorie
2. postexcitatoire depressie
3. beinvloeding fibroblasten
4. degranulatie mestcellen