1.7 grammatica (1)

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten. 
timer
3:00

Slide 3 - Slide

2.5: grammatica
korte terugblik
Heb je al je spullen op orde?

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 
In deze paragraaf leer je: 

  • een zin in zinsdelen verdelen;
  • de persoonsvorm benoemen;
  • het onderwerp benoemen.
§1.5

Slide 5 - Slide

Voorkennis  
Let op je hebt twee soorten grammatica:

-woordsoorten--> elk woordje heeft een naam: lw/zn/bn/ww/vz/tw
-zinsdelen--> je hakt de zinnen in delen: pv/wg/o/lv/mwvp


Maak zelfstandig opdracht 2, deze kijken we over 5 minuten samen even na

timer
5:00

Slide 6 - Slide

Route bepalen
Bepaal nu je route door de paragraaf.

Kijk de instapopdracht na en noteer het aantal fouten dat je hebt gemaakt.
• Zijn dit er meer dan 2? Maak alle opdrachten en luister mee met de instructie
• Zijn dit er 2 of minder? Sla opdracht 4, 5, 9 en 13 over en ga zelfstandig in stilte aan het werk. 

Slide 7 - Slide

Zin en zinsdelen
  • Zinnen kun je verdelen in zinsdelen
  • Deze zinsdelen kun je benoemen (bv persoonsvorm of het onderwerp)
  • 1 of meerdere woorden bestaan. 
  • elk zinsdeel kan in zijn geheel voor de PV gezet worden. 


Ik kan de hele dag met mijn nieuwe spelcomputer spelen.


Elk jaar zien we nieuwe technische snufjes op de markt komen. 

Hoe doe je dat?
1 Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2 Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen.

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm
- Werkwoorden komen in 3 vormen voor: Persoonsvorm, hele werkwoord (infinitief), voltooid deelwoord
- Elke zin heeft een persoonsvorm (PV), maar niet altijd een infitief of volt dw.
- Je kunt aan de PV zien in welke tijd de zin staat
- Je vindt de PV door
  • de zin vragen te maken; de pv komt voor aan te staat
      bv; Ik fiets naar school. --> Fiets ik naar school? --> Fiets is de PV
  • tijd te veranderen; de PV verandert 
bv; Ik lees vandaag een boek --> Ik las gisteren een boek --> lees wordt las, dus PV
  • aantal te veranderen; de pv verandert
bv; Ik ga graag naar school --> Wij gaan graag naar school --> ga wordt gaan, dus PV

Slide 9 - Slide

Aan het werk
Hoofdstuk 1, §1.7 grammatica, opdracht 5, 6, 7 en 8 

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefenen met de woordtrainer of lezen in je leesboek
Niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 10 - Slide

Afsluiting
Vertel in 1 zin wat je deze les hebt geleerd. 

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 1, §1.7 grammatica, opdracht 5, 6, 7 en 8 
en nakijken

Slide 12 - Slide