Gezegde H4 KT1B

Het gezegde
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het gezegde

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Ik weet wat een gezegde is
  • Ik kan het gezegde herkennen in een zin

Slide 2 - Slide

Voorbeeldzinnen
1. De zon schijnt de hele dag.
2. Jannet heeft kleedgeld van haar ouders gekregen.
3. Deze iPad moet ik morgen teruggeven aan mijn vader.
4. Vanwege het slechte weer wordt de voetbaltraining verplaatst naar morgen.
5. Nazli had het hele weekend op haar paard kunnen rijden.

Slide 3 - Slide

Voorbeeldzinnen
1. De zon schijnt de hele dag.
2. Jannet heeft kleedgeld van haar ouders gekregen.
3. Deze iPad moet ik morgen teruggeven aan mijn vader.
4. Vanwege het slechte weer wordt de voetbaltraining verplaatst naar morgen.
5. Nazli had het hele weekend op haar paard kunnen rijden.

Slide 4 - Slide

Gezegde (GZ)
  • Het gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
  • De persoonsvorm hoort dus ALTIJD bij het gezegde.
  • Het gezegde kan bestaan uit één of meerdere werkwoorden.
  • Staat het woordje 'te' voor een werkwoord, dan hoort dat woord bij het gezegde.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Wat is het gezegde in de zin:

'Hij heeft dat verhaal geschreven.'

Slide 8 - Open question

Wat is het gezegde in de zin:

'Ik kan heel goed chocoladetaart maken.'

Slide 9 - Open question

Wat is het gezegde in de zin:

'Ik heb de boodschappen nog niet kunnen halen.'

Slide 10 - Open question

Wat is het gezegde in de zin:

De leerlingen van het Dr. Nassau College hebben bijna vakantie.

Slide 11 - Open question

Wat is het gezegde in de zin:

'Jasper belt zijn oma op.'

Slide 12 - Open question

Aan de slag
  • Ga naar Teams
  • Klas K1L
  • Kanaal Nederlands
  • Klik op de laatst toegevoegde linkjes en maak deze

Slide 13 - Slide

Voorbeeldzinnen
  1. De voorjaarsvakantie was dit jaar erg koud.
  2. De leraar heeft het proefwerk nagekeken.
  3. Zou je dat voor mij willen doen?
  4. Grammatica vinden veel leerlingen lastig.
  5. Wie van jullie is komen lopen?
  6. Zij loopt te fluiten op straat.

Slide 14 - Slide

Vul maar in..
Het gezegde bestaat uit .......................... in een zin. De ............ hoort altijd bij het gezegde. Het gezegde kan uit .................... werkwoorden bestaan. Het woordje ..... hoort ook bij het  gezegde.

Slide 15 - Slide