,

2 kader - Grammatica WS - Voegwoord

Nederlands
Welkom 2KA/B
Cursus 5 - Grammatica
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Welkom 2KA/B
Cursus 5 - Grammatica

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Stillezen
2. Lesdoel
3. Inloggen LessonUp + startopdracht
4. Theorie: voegwoord
4. Klassikaal oefenen
5. Zelfstandige opdracht
6. Lesdoel checken + afsluiten

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

  • Je kan voegwoorden herkennen in een zin. 
Lesdoelen

Slide 4 - Slide

Sleep de woordsoorten naar de juiste voorbeelden.
op, na, voor, gedurende
opbergen, zijn, keek, gelopen
de, het, een
prachtig, Nederlandse, groot
Utrecht, meisje, geld, kapper
lidwoord (lw)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
werkwoord (ww)
voorzetsel (vz)

Slide 5 - Drag question

§5: Voegwoorden
blz. 224-225

Slide 6 - Slide

Voegwoord
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

  • Twee woorden: aardrijkskunde of geschiedenis.
  • Twee woordgroepen: een nieuwe tentoonstelling
    en een lezing van Freek Vonk.
  • Twee zinnen:
– {Jongeren kijken vrijwel geen televisie}, maar {ze kijken wel filmpjes op TikTok}.
– {(Voordat Sarah naar Spanje emigreerde), heeft ze Spaans geleerd}.

Slide 7 - Slide

Wat is het voegwoord?
Ga je mee voetballen of ga je liever televisie kijken?
A
je
B
liever
C
of
D
televisie

Slide 8 - Quiz

Ik word later piloot *of* astronaut.
A
twee woorden
B
twee woordgroepen
C
twee zinnen

Slide 9 - Quiz

*Als* je een rijpe banaan naast een kiwi legt, zal de kiwi sneller rijpen.
A
twee woorden
B
twee woordgroepen
C
twee zinnen

Slide 10 - Quiz

Boa’s zijn niet giftig, *maar* ze kunnen wel gemeen bijten.
A
twee woorden
B
twee woordgroepen
C
twee zinnen

Slide 11 - Quiz

De dochter van Hans *en* de zoon van Marja hebben verkering.
A
twee woorden
B
twee woordgroepen
C
twee zinnen

Slide 12 - Quiz

Doordat stukjes rots en ijs door de ruimte zweven, naar beneden vallen en verbranden in onze dampkring, zie je een lichtstreepje.

Noteer het voegwoord

Slide 13 - Open question

Maak van deze twee zinnen één zin, maak gebruik van een voegwoord.

Ik moest op de logeerkamer slapen. Mijn slaapkamer werd geverfd.

Slide 14 - Open question

Aan het werk
Huiswerk voor de volgende les
Klaar?

Wat?

Kader: opdracht 1 t/m 5 



Lezen of extra oefenen in de online trainer.

Slide 15 - Slide