st

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker
1 / 40
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 1 - Quiz

Wat zijn functies van het skelet:
A
bescherming, vorm, stevigheid en beweging
B
hard zijn, groeien, vorm en stevigheid
C
vorm, stevigheid, soepelheid en kracht
D
kracht, energie, rust en evenwicht

Slide 2 - Quiz


Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 3 - Quiz

Is dit botweefsel of kraakbeenweefsel?
A
Botweefsel
B
kraakbeen

Slide 4 - Quiz

in de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend.

bij welk van deze beenverbindingen is de meeste beweging mogelijk?
A
bij nummer 1
B
bij nummer 2
C
bij nummer 3

Slide 5 - Quiz

Welke lichaamsdeel heeft de meeste kans op blessures
A
Arm
B
Romp
C
Been
D
Sleutelbeen

Slide 6 - Quiz

Kraakbeenweefsel heeft als tussencelstof...
A
Kalkzouten en is buigzaam
B
Collageen en is buigzaam
C
Kalkzouten en is niet buigzaam
D
Collageen en is niet buigzaam

Slide 7 - Quiz

Twee functies van het skelet zijn:
A
Stevigheid en spijsvertering.
B
Beweging en uitscheiden.
C
Stevigheid en beweging.
D
Bescherming en ademhaling.

Slide 8 - Quiz

Soort beenverbinding?
A
koppelgewricht
B
scharniergewricht
C
kogelgewricht
D
rolgewricht

Slide 9 - Quiz

In de afbeelding hiernaast staat het skelet van de mens weergegeven. Een aantal botten staat aangegeven met cijfers.
Sleep de namen van de botten (linkerkant) naar het juiste cijfer.
7
5
6
8
9
10
1
2
3
4
dijbeen
lendenwervel
schouderblad
knieschijf
borstwervel
scheenbeen
heiligbeen
staartbeen
borstbeen
heupbeen

Slide 10 - Drag question

De beenverbinding van de wervelkolom is...
A
Naadverbinding
B
Vergroeid bot
C
Gewricht
D
Kraakbeenverbinding

Slide 11 - Quiz

zet de soorten beenverbindingen op volgorde van meest beweegbaar tot minst beweegbaar
Meest beweegbaar
minst beweegbaar

Slide 12 - Drag question

Wat is de functie van gewrichtbanden?
A
soepel bewegen van het gewricht
B
houdt de 2 botten bij elkaar
C
zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

Slide 13 - Quiz

Wat kun je doen om blessures te voorkomen?
A
Voedzaam eten
B
Voldoende slapen
C
de juiste beschermende middelen dragen

Slide 14 - Quiz


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 15 - Quiz

wat is een antagonistisch paar?
A
twee botten welk met een gewricht verbonden zijn.
B
een buig- en strekspier welk samen een beweging mogelijk maken
C
twee mensen wel een andere bouw hebben.
D
twee organen welk samenwerken in een orgaanstelsel.

Slide 16 - Quiz


In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
vergroeide beenverbinding
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht

Slide 17 - Quiz

biceps
ruggen-strekker
Borst-spier
Trapeziumvormige spier
brede rugspier
Ruitvormige spier

Slide 18 - Drag question

wat is een gewricht?
A
verzameling botten
B
verzameling spieren
C
scharnier tussen 2 botten
D
banden & pezen

Slide 19 - Quiz

wat voor een beenverbinding zie je hier
A
naad
B
gewricht
C
vergroeid
D
kraakbeen

Slide 20 - Quiz

Hoe heet spier 1?
Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier Nr 2=armbuigspier

Slide 21 - Quiz

Beenverbindingen
1
2
3
4

vergroeiing
naadverbinding
gewrichten
 kraakbeen

Slide 22 - Drag question

Wat is kraakbeenweefsel?
A
Links
B
Rechts

Slide 23 - Quiz

Welke gewricht hoort waar?
Kogelgewricht
Rolgewricht
Scharnier-gewricht

Slide 24 - Drag question

Welke van de blessures kun je niet zien op een rontgenfoto?
A
botbreuk
B
kneuzing
C
ontwrichting

Slide 25 - Quiz

Hoe kun je door cooling-down blessures voorkomen?
A
door betere doorbloeding
B
door betere afvalstoffen afvoer

Slide 26 - Quiz

Blessures ontstaan door overbelasting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

De beenverbinding van de elleboog is...
A
Naadverbinding
B
Vergroeid bot
C
Gewricht
D
Kraakbeenverbinding

Slide 28 - Quiz

Gewricht
A
Het zijn kraakbeenverbindingen. De meeste gewrichten zorgen ervoor dat botten t.o.v. elkaar kunnen bewegen.
B
Het zijn beenverbindingen. De meeste gewrichten zorgen ervoor dat botten niet kunnen bewegen.
C
Het zijn kraakbeenverbindingen. De meeste gewrichten zorgen ervoor dat botten t.o.v. elkaar kunnen bewegen.
D
Het zijn beenverbindingen. De meeste gewrichten zorgen ervoor dat botten t.o.v. elkaar kunnen bewegen.

Slide 29 - Quiz

Beenverbindingen: koppel de naam bij het plaatje
Naad
Vergroeid
Kraakbeen
Gewrichten

Slide 30 - Drag question

In de afbeelding hiernaast staat het skelet van de mens weergegeven. Een aantal botten staat aangegeven met cijfers.
Sleep de namen van de botten (linkerkant) naar het juiste cijfer.
10
1
2
3
4
borstbeen
lendenwervel
schouderblad
knieschijf
borstwervel
scheenbeen
heiligbeen
staartbeen
dijbeen
heupbeen

Slide 31 - Drag question

bot
pees
spier

Slide 32 - Drag question


Welke tekst klopt niet?
A
RSI kun je alleen krijgen als je ouder wordt. Jongern hebben hier geen last van.
B
RSI krijg je als je langdurig in een zelfde houding zit of beweegt.
C
RSI voorom je door regelmatig te bewegen en niet te lang in één houding te zitten.
D
RSI herken je aan een tintelent en stijf gevoel. Als je hier niets aan doet, dan kunnen de RSI-klachten ook spontaan opkomen.

Slide 33 - Quiz

Kogel-
gewricht

scharnier-
gewricht
rol-
gewricht
zadel-
gewricht
eivormig
gewricht

Slide 34 - Drag question

Wat voor gewricht is dit?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Geen van allen

Slide 35 - Quiz


 In de afbeelding is een gewricht getekend.
 Welk gewricht?

A
Een heupgewricht.
B
Een kniegewricht.
C
Een schoudergewricht.
D
Een enkelgewricht.

Slide 36 - Quiz

Welke functies heeft ons skelet?
A
vormgeven, bescherming, stevigheid
B
vormgeven, stevigheid, beweging
C
beweging, vormgeven,stevigheid,bescherming

Slide 37 - Quiz

Van welk dier is de vorm van het skelet het best aangepast aan de functie springen?
A
De aap
B
De antilope
C
De jaguar

Slide 38 - Quiz

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 39 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Wat is dit voor gewricht?
En waar in het lichaam kan je dit
gewricht vinden?

A
Scharniergewricht, vingers
B
rolgewricht, spaakbeen
C
Kogelgewricht, knie
D
Kogelgewricht, schouder

Slide 40 - Quiz