This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Wat weet je nog?
2. Hoe stroomt het bloed rond? 3. Huiswerk nakijken
4. Opdrachten maken
5. Lesafsluiter
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Na deze les, kun je:
1. De verschillende bloedvaten benoemen. 2. De route van het bloed aangeven. 3. Uitleggen hoe het hart werkt. 4. Benoemen hoe de verschillende onderdelen van het hart heten.
Slide 3 - Slide
Wat weet je nog?
Slide 4 - Slide
Hoe heet het gele bloedbestanddeel?
Slide 5 - Open question
Wat doen antistoffen?
A
Het zijn stoffen op de buitenkant van ziektekiemen
B
Ze eten ziektekiemen op.
C
Ze laten ziektekiemen aan elkaar vastkleven.
D
Niks
Slide 6 - Quiz
Welke type witte bloedcellen zorgen ervoor dat jij immuun wordt?
A
Vreetcellen
B
Geheugencellen
C
Antistofcellen
Slide 7 - Quiz
Hoe stroomt het bloed rond?
Slide 8 - Slide
Hoe werkt de
bloedsomloop?
Dubbele bloedsomloop.
Slide 9 - Slide
Hoe werkt de
bloedsomloop?
Dubbele bloedsomloop.
Functie:
Aanvoeren van zuurstof en voedingsstoffen aan alle cellen.
Afvoeren van afvalstoffen.
Slide 10 - Slide
Hoe werkt de
bloedsomloop?
Blauw vs. Rood
Slide 11 - Slide
Hoe werkt de
bloedsomloop?
Blauw vs. Rood
Aders vs. Slagaders
Slide 12 - Slide
Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - Alle organen - Aders - Hart
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 13 - Quiz
De functie van de (1) bloedsomloop, is (2) en voedingsstoffen afgeven aan de cellen.
A
1 = grote
2 = koolstofdioxide
B
1 = kleine
2 = zuurstof
C
1 = kleine
2 = koolstofdioxide
D
1 = grote
2= zuurstof
Slide 14 - Quiz
In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst? (kijk naar blz.6 in je boekje)
A
Longader
B
Nierslagader
C
Nierader
Slide 15 - Quiz
Welke stellingen zijn juist? 1) Tina zegt dat de kleine bloedsomloop het bloed naar de longen pompt. 2) Arend zegt dat in de organen koolstofdioxide wordt afgegeven aan het bloed
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide stellingen
D
Geen van beide stellingen
Slide 16 - Quiz
Hoe zien de bloedvaten eruit?
Slide 17 - Slide
Welk type bloedvat heeft een hele sterke en elastische wand en geen kleppen?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 18 - Quiz
Welk bloedvat heeft gaatjes in de wand zodat uitwisseling van stoffen mogelijk is?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 19 - Quiz
In welk bloedvat is het zuurstofgehalte het hoogst?
A
Poortader
B
Nierslagader
C
Nierader
D
Onderste holle ader
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Hoe ziet het hart eruit?
Slide 22 - Slide
Wat doet het hart?
Het hart pompt het bloed rond.
Slide 23 - Slide
Wat doet het hart?
Drie fases:
Boezems pompen (boenk 1),
Kamers pompen (boenk 2),
Rust
Kleppen zorgen ervoor dat bloed
niet terug kan stromen.
Slide 24 - Slide
De drie fases
Slide 25 - Slide
Hoe heet nummer 10?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem
Slide 26 - Quiz
Hoe heet nummer 2?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem
Slide 27 - Quiz
Waarom wordt je hart niet moe?
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Video
Opdrachten maken
Wat: Kijk pagina 1 t/m 11 na en maak blz 12 t/m 15 uit je opdrachtenboekje aan de hand van pagina 3 t/m 6 uit je naslagwerk