verwijswoorden en meervoud

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Me/mijn neef heeft thuis een slang en hij wil mij/mijn ook een slang geven
A
me en mij
B
me en mijn
C
mijn en mij
D
mijn en mijn

Slide 7 - Quiz

Zijn dat jou/jouw buren? Hun/zij graven een zwembad in hun/ze achtertuin
A
jou/hun/zij
B
jouw/zij/hun
C
jouw/hun/ze
D
jou/zij/hun

Slide 8 - Quiz

Neemt u/uw de bus naar Berlijn of u/uw privévliegtuig?
A
u/u
B
uw/uw
C
u/uw
D
uw/u

Slide 9 - Quiz

De trein met wie/waarmee Joy reist, stopt ook bij deze/dit station
A
wie/deze
B
waarmee/deze
C
wie/dit
D
waarmee/dit

Slide 10 - Quiz

De gevaarlijkste stunt dat/die Alwin doet, is van dat/die brug af duiken.
A
die/die
B
dat/die
C
die/dat
D
dat/dat

Slide 11 - Quiz

opdracht
maken:
bladzijde 109: opdracht 1 en
3

Slide 12 - Slide

Meervoud
bij woorden die eindigen op a,o,u,i,y krijg je een 's
bij woorden met twee of drie klinkers, komt de -s- eraan vast, bijvoorbeeld bureaus, cowboys.

Slide 13 - Slide

meervoud
vaak zet je -en- achter het woord, bijvoorbeeld leeuwen, bloemen.
Het kan zijn dat je het woord iets moet aanpassen, bijvoorbeeld muggen, graven.

Slide 14 - Slide

meervoud
uitzonderingen: dat waren er nogal wat.
bijvoorbeeld: datum of data
zeemannen of zeelui of zeelieden.
Soms geen meervoud, zoals koffie

Slide 15 - Slide

meervoud van abc

Slide 16 - Open question

meervoud van slee

Slide 17 - Open question

meervoud van contactdoos

Slide 18 - Open question

meervoud van pakket

Slide 19 - Open question

meervoud van druif

Slide 20 - Open question

meervoud van ei

Slide 21 - Open question

meervoud van zand

Slide 22 - Open question

Opdracht
bladzijde 110
opdracht 1,2, 3 en 6

Slide 23 - Slide