H4 Grammatica - ng les 2

Verdeel de zinnen in twee groepen:
Een groep waar het onderwerp iets doet
en een groep waar het onderwerp iets is.
Wat is het onderwerp?
Ik maak mijn huiswerk
Hij let goed op.
Ik ben gelukkig.
Zij vinden de opdracht moeilijk
Hij blijkt heel handig. 
Onderwerp doet
Onderwerp is
1 / 10
next
Slide 1: Drag question
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verdeel de zinnen in twee groepen:
Een groep waar het onderwerp iets doet
en een groep waar het onderwerp iets is.
Wat is het onderwerp?
Ik maak mijn huiswerk
Hij let goed op.
Ik ben gelukkig.
Zij vinden de opdracht moeilijk
Hij blijkt heel handig. 
Onderwerp doet
Onderwerp is

Slide 1 - Drag question

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Welk woord is geen koppelwerkwoord?
A
zijn
B
blijken
C
kijken
D
schijnen

Slide 3 - Quiz

Het gezegde van een zin zegt wat het onderwerp doet of is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

'Zijn' kan een koppelwerkwoord zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Welk woord is geen koppelwerkwoord?
A
Worden
B
Blijven
C
Lijken
D
Rijden

Slide 7 - Quiz

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VINDEN IN 4 STAPPEN
  1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat.​
  2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt.
  3. Als het onderwerp iets is/wordt, stel je de vraag: ​                             Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden?
  4. Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.​                Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [nw.deel] + overige werkwoorden. Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken.





Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Ga verder met de opdrachten van
H4 Grammatica - zinsdelen
Naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Slide