1KB/GL - Sp §9-10, Taal §4 (les 17-18)

Welkom
Nederlands
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Slide

Nederlands
Lezen

Slide 2 - Slide

Nederlands
Start
Lesdoelen
  • Je kent de leerdoelen taalverzorging.
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.

Toetsen periode 3
  • Leestoets: inhalers + bespreken.
  • Taalverzorging (woordsoorten, spelling vt een verkleinwoorden): toetsweek 3.
  • Presentatie.



Slide 3 - Slide

Nederlands
Leerdoelen taalverzorging
Leerdoelen
  • Je kunt alle woordsoorten benoemen: werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel (Grammatica §1, §3, §5, §7).
  • Je kunt verkleinwoorden goed spellen (Spelling §5).
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden (Spelling §9).
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen (Spelling §10).
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen (Spelling §11)
  • Je kunt het voltooid deelwoord goed spellen (Spelling §12).

Slide 4 - Slide

Nederlands
Spelling §5: Verkleinwoorden
Leerdoel
  • Je kunt verkleinwoorden goed spellen.

Opdracht
  • Theorie bespreken (p 236).
  • Opdracht 1 bespreken.
  • Maak opdracht 2-5.
  • Nakijken opdracht 2-5.
  • Maak opdracht 6-8.
  • Nakijken opdracht 6-8.
Verkleinwoorden 
Basisregel: Voeg -je toe aan het woord: huis > huisje

Let op!
  • Klanken die er 'vanzelf' bij komen: stoel > stoeltje, boom > boompje.
  • Klanken die veranderen: ketting > kettinkje.
  • Klanken die je moet bewaren: auto > autootje, stem > stemmetje, café > cafeetje, tosti > tostietje, baby > baby'tje.
  • Stomme klanken: stem > stemmetje, ring > ringetje.

Slide 5 - Slide

Nederlands
Spelling §9: Sterke en zwakke werkwoorden
Leerdoel
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Uitleg


Sterke werkwoorden veranderen van klank:
ik loop - ik liep - ik heb gelopen

Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank:
ik werk - ik werkte - ik heb gewerkt
ik haal - ik haalde - ik heb gehaald

Slide 6 - Slide

Nederlands
Spelling §9: Sterke en zwakke werkwoorden
Leerdoel
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Opdracht
  • Theorie bespreken (p 240).
  • Werkwoordschema (p 278) bespreken
  • Samen opdracht 1 maken.


Persoonsvorm zwakke ww
  • Ik-vorm + te(n)/+de(n)
  • Denk aan 't sexy fokschaap.
  • Denk aan de meervouds-n.

Slide 7 - Slide

Nederlands
Spelling §10: Sterke en zwakke werkwoorde1
Leerdoel
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.

Opdracht
  • Lees de theorie (p 242).
  • Gebruik het werkwoordschema (p 278).
  • Maak opdracht 1-5.

Persoonsvorm zwakke ww
  • Ik-vorm + te(n)/+de(n)
  • Denk aan 't sexy fokschaap.
  • Denk aan de meervouds-n.
  • Denk aan de letter in de stam.

Slide 8 - Slide

Nederlands
Taal §4 Bouwstenen
Leerdoel
  • Je weet wat bouwstenen van taal zijn.

Opdracht
  • Samen paragraaf doorwerken.

Slide 9 - Slide

Nederlands
Afsluiting
Lesdoelen
  • Je kent de leerdoelen taalverzorging.
  • Je kunt verkleinwoorden goed spellen.

Toetsen periode 3
  • Leestoets: inhalers.
  • Taalverzorging (woordsoorten, spelling vt een verkleinwoorden): toetsweek 3.
  • Presentatie.



Slide 10 - Slide