Schrijven Artikel 2 (2e bijeenkomst) + Taalverzorging 2.3 Voltooide tijd + Herhalen.

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je herhaalt werkwoordspelling:
  • Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct.
  • Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd juist.
  • Binnenkort TOETS WERKWOORDSPELLING

Nieuwe theorie: 
  • Taalverzorging 2.3 Voltooide tijd
  • Schrijven: 2.3 Een betoog
  • Je gaat zelf een artikel schrijven (artikel 2)

Slide 2 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 3 - Slide

Kies de juiste stam.

..... je toch niet zo op! (opwinden)
A
opwind
B
wind

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste stam.

Laten we ophouden, ik ..... het toch nooit (raden)
A
rad
B
raad

Slide 5 - Quiz

Hoe ....... je hem? (vinden)
A
vind
B
vindt

Slide 6 - Quiz

Onze coach ..... , omdat we de wedstrijd hebben gewonnen. (trakteren)
A
trakteerdt
B
trakteerd
C
trakteer
D
trakteert

Slide 7 - Quiz

De uil ...... het arme muisje. (verschalken)
A
verschalkt
B
verschalkd

Slide 8 - Quiz

In dat oude huis ..... het overal. (tochten, verleden tijd)
A
tochte
B
tochtte

Slide 9 - Quiz

De journaallezer ..... mee, dat het ijs nog niet betrouwbaar was. (delen, verleden tijd)
A
deelte
B
deelde
C
deelten
D
deelden

Slide 10 - Quiz

De stratenmaker..... de weg die voor ons huis langsloopt. (verbreden, verleden tijd)

Slide 11 - Open question

Dit gaat over het 2e werkwoord in de tekst.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Dat heeft mij nu juist steeds zo ........ (verbazen)
A
verbaast
B
verbaasd

Slide 16 - Quiz

Het dak van de caravan heeft weer eens ...... (lekken)
A
gelekt
B
gelekd

Slide 17 - Quiz

Hoe heeft hij op ons voorstel ......? (reageren)

Slide 18 - Open question

Dat heb ik niet zo kwaad ...... (bedoelen)

Slide 19 - Open question

  • Overhalende/activerende teksten schijven
  • Overtuigende teksten schrijven

Slide 20 - Slide

De nadruk ligt op de mening van de schrijver

Slide 21 - Slide

De nadruk ligt op de mening van de schrijver + de lezer moet iets gaan doen.

Slide 22 - Slide

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 23 - Quiz

Een goede tekstopbouw heeft:
A
een inleiding en een slot
B
een titel
C
inleiding, middenstuk en slot
D
deelonderwerpen

Slide 24 - Quiz

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is geen functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 25 - Quiz

In het middenstuk staat?
A
De conclusie
B
Het onderwerp
C
De deelonderwerpen

Slide 26 - Quiz

In het middenstuk
A
wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
B
staat de meeste informatie
C
maak je kennis met het onderwerp van een tekst

Slide 27 - Quiz

Wat staat niet in het slot?
A
een grappig verhaaltje (anekdote)
B
de conclusie
C
een korte samenvatting
D
een advies

Slide 28 - Quiz

Taalverzorging  2.3 Volt. tijd
Opdr. 2, 4 en 5 (80%)
Dit heb je al. Kijk naar de BEOORDELINGSCRITERIA!  Teams

Slide 29 - Slide