2 Fictie H2 Spanning en soorten argumenten

Fictie 



Bij het voorbereiden van je boekpresentatie moet je gebruik maken van de theorie uit de hoofdstukken fictie. 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Fictie 



Bij het voorbereiden van je boekpresentatie moet je gebruik maken van de theorie uit de hoofdstukken fictie. 

Slide 1 - Slide

Blok 1.2 Fictie
Tijd in een verzonnen verhaal

  • Chronologisch of niet-chronologisch
  • Voorgeschiedenis
  • Tijdsperspectief
  • Gesloten of open einde 

Slide 2 - Slide

Fictie
Blok 2. 2

Een verhaal heeft
spanning als je het
steeds verder wilt lezen.
Het verhaal roept vragen
bij je op en je wordt
nieuwsgierig naar de
antwoorden op die
vragen.



Slide 3 - Slide

Spanning in een verhaal
Open plekken
Spanningsvraag (kort en lang) > antwoord: ontknoping

Slide 4 - Slide

Spanning in een verhaal (p.93/97)
  1. Cliffhanger
  2. Flashbacks en flashforwards
  3. Overschakelen op een andere verhaallijn
  4. Ruimtes en omstandigheden spannend omschrijven

Zie je dit terug in De blauwe hel? Hoe?

Slide 5 - Slide

Leeservaring formuleren
Verschillende soorten argumenten gebruiken: (blz. 98)
realistische argumenten: je vindt de werkelijkheid in het boek heel echt overkomen of juist niet, of je vindt die werkelijkheid origineel of juist niet origineel bedacht, geloofwaardig, of juist niet.
emotieve argumenten: het boek grijpt je aan of juist niet, je leeft erg mee met de personages of je kunt dat juist niet.
morele argumenten: je bent het helemaal eens of oneens met de normen en waarden in het verhaal.

Slide 6 - Slide

Wat voor soort argumenten hebben jullie genoemd bij je leeservaring?
Verschillende soorten argumenten: (blz. 98)
realistische argumenten: je vindt de werkelijkheid in het boek heel echt overkomen of juist niet, of je vindt die werkelijkheid origineel of juist niet origineel bedacht, geloofwaardig, of juist niet.
emotieve argumenten: het boek grijpt je aan of juist niet, je leeft erg mee met de personages of je kunt dat juist niet.
morele argumenten: je bent het helemaal eens of oneens met de normen en waarden in het verhaal.

Slide 7 - Slide

Psychisch perspectief (p. 175/99)
Het vertelperspectief
(meestal de hoofdpersoon, soms een verteller buiten de verhaalwereld)
  • Personaal perspectief, vanuit een personage, in hij- of zij-vorm.
  • Ik-perspectief, vanuit een personage, in de ik-vorm.
  • Auctoriaal perspectief/alwetende verteller. (Meestal hij/zij)

Slide 8 - Slide

Psychisch perspectief (p. 175/99)
Meervoudig of wisselend perspectief. Je leest het verhaal vanuit verschillende personages.
(Soms wisselt ook het soort perspectief)

Onbetrouwbaar perspectief. Soms blijkt een personage niet alle informatie, of niet de juiste informatie te geven. Als lezer raak je verward. (Kan ook in films, voorbeeld: Memento.)

Slide 9 - Slide

Welk perspectief ben je tegengekomen in De blauwe hel en wat is het effect op jou als lezer?

  • Personaal perspectief
  • Ik-perspectief
  • Auctoriaal perspectief

  • Wisselend perspectief
  • Onbetrouwbaar perspectief

Slide 10 - Slide

Voor de volgende les:
Lezen 2.1
- Maken opdracht 5 en 8 online!

Slide 11 - Slide