Hoofdstuk 4.1 Kostensoorten en verspilling

Kostensoorten en verspilling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
financieel 1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kostensoorten en verspilling

Slide 1 - Slide

Agenda
  • Wat hebben we gehad?
  • Lesdoel
  • Kostensoorten en verspilling
  • Opgaven maken
  • Nakijken
  • Wat hebben we geleerd?

Slide 2 - Slide

Wat is de omzetsnelheid?
A
Het aantal keren dat de voorraad wordt verkocht in een periode
B
Het aantal keren dat de gemiddelde voorraad wordt verkocht in een periode.
C
Het aantal dagen voordat het artikel is verkocht.

Slide 3 - Quiz

Wat is de formule van de omzetsnelheid?
A
IWO/gemiddelde voorraad
B
Afzet/gemiddelde voorraad tegen verkoopprijs
C
Omzet/afzet
D
Omzet/gemiddelde voorraad

Slide 4 - Quiz

Wat is de omzetduur?
A
Hoelang het duur om de hele voorraad te verkopen
B
Hoelang het duurt om de halve voorraad te verkopen
C
Hoelang het duurt om de gemiddelde voorraad te verkopen
D
Hoelang het duurt om de bedorven voorraad te verkopen

Slide 5 - Quiz

Lesdoel
Na vandaag weet ik wat verspilling is en hoe kosten kunnen worden ingedeeld in kostensoorten. En ik weet het verschil tussen kosten en uitgaven. 


Slide 6 - Slide

Aan de slag

Maken opgave 1.
5 minuten, dan nakijken

 
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Veel voorkomende soorten.

Slide 8 - Slide

exploitatiekosten: rubriek 4

Slide 9 - Slide

Kostensoorten
kijk naar de reden waarom je de kosten maakt.
Bijvoorbeeld reclamekosten, inkoopkosten.

Waarom indelen in soorten kosten?
  • Overzichtelijk kosten vergelijken. 

Slide 10 - Slide

Verschil kosten en uitgaven
In het dagelijks leven worden de twee termen veel door elkaar gebruikt. In de economie heeft het een andere betekenis!!

Bedrijfskosten -> laat de waarde van jouw bedrijf dalen.
Uitgaven -> vermindert het geld in je portemonnee.

BTW is géén kost!!

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Ik sluit een lening af van €10.000
Elke maand betaal ik €20 aan rente en ik los per maand €500 af.

Zijn dit allebei kosten?

Slide 12 - Slide

Voorbeeld 2
Ik koop een hele dure machine die ik minstens vijf jaar ga gebruiken.

De aankoop is wél een uitgave -> je geldvoorraad wordt minder
De aankoop is géén kost -> je krijgt er iets van waarde voor terug. Als je bedrijf failliet dreigt te gaan, kun je de machine nog verkopen.

Slide 13 - Slide

Offers
Elke organisatie heeft inkomsten en uitgaven. Uitgaven noem je ook wel offers -> Aanschaf producten/diensten. Een deel van deze offers zijn onvermijdelijk, dat zijn kosten -> Verpakkingsmateriaal, zonder kun je het niet verzenden. Offers die niet noodzakelijk zijn, noem je verspilling -> Licht laten branden in de kantine en/of muziek.

Slide 14 - Slide

Aan de slag

Maken opgaven 2 en 3.
15 minuten, dan 1e nakijken
Ben je klaar? Lees de paragraaf door een maak een samenvatting. 
 
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Welke kostensoort valt niet onder de exploitatiekosten?

A
Personeel
B
Inkoopkosten
C
Verzekering
D
Huur

Slide 16 - Quiz

Tot welke kostensoort behoren de kosten van verzekeringen?
A
kosten van diensten van derden
B
kosten van vermogen
C
kosten van duurzame bedrijfsmiddelen

Slide 17 - Quiz

huiswerk opdracht 2 en 3

Slide 18 - Slide