Kader klas 3 Thema 3 BS 3 Kruisingen

BS 3 Kruisingen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

BS 3 Kruisingen

Slide 1 - Slide

Wat is een gen?
A
Alle erfelijke eigenschappen
B
Een zichtbare eigenschap
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor 1 eigenschap.
D
Een draad in de celkern met alle erfelijke informatie.

Slide 2 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een chromosomenpaar?
A
4
B
6
C
2
D
8

Slide 3 - Quiz

Dominant = een gen dat wordt onderdrukt door een ander gen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een gen dat een ander gen onderdrukt, noem je ...
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 5 - Quiz

Kan iemand een gen voor stijl haar hebben en een gen voor krullend haar?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

De genen die je in een huidcel hebt zijn gelijk aan de genen in je levercel?

A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wanneer is jouw unieke genotype ontstaan?
A
Toen de eicel ontstond waaruit ik ben ontstaan
B
Bij mijn bevruchting
C
Bij mijn geboorte
D
Toen de zaadcel ontstond waaruit ik ben ontstaan

Slide 8 - Quiz

Wat is het fenotype?
A
de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van organismen
B
de zichtbare uitdrukking van alle informatie van de genen
C
de zichtbare uitdrukking van de dominante erfelijke informatie van organismen
D
de zichtbare combinatie van erfelijke informatie en omgevingsfactoren

Slide 9 - Quiz

Wat is een Homozygoot?
A
2 x hetzelfde allel voor 1 eigenschap
B
één recessieve gen van een eigenschap
C
één dominante gen

Slide 10 - Quiz

Wat is Heterozygoot?
A
Twee verschillende allelen voor dezelfde eigenschap.
B
Twee verschillende allelen voor verschillende eigenschappen.
C
Twee dezelfde allelen voor verschillende eigenschappen.

Slide 11 - Quiz

Sleep de goede uitleg naar het bijbehorende begrip.
Dominante eigenschap
Recessieve eigenschap
Een gen dat altijd tot uiting komt in het fenotype.
Een gen dat alleen tot uiting komt in het fenotype als er géén dominant gen aanwezig is. 

Slide 12 - Drag question

AA
Aa
aa
Homozygoot recessief
Homozygoot dominant
Heterozygoot

Slide 13 - Drag question

Kruisen
Twee organismen krijgen nakomelingen met elkaar

Slide 14 - Slide

Erfelijke eigenschappen doorgeven
Ouders geven erfelijke eigenschappen door aan hun nakomelingen. Welk genotype een nakomeling krijgt, hangt af van het toeval

Toch kun je de kans op een bepaalde eigenschap voorspellen.

Slide 15 - Slide

Dominant bij erfelijke eigenschappen
Dominant betekent de boventoon voeren of de baas zijn.

Een dominante eigenschap is in het fenotype altijd zichtbaar als deze in het genotype aanwezig is.

(een dominante eigenschap wordt met een HOOFDletter geschreven)

Slide 16 - Slide

Gensymbolen
Eigenschappen benoem je met een letter
Dominante eigenschappen HOOFDLETTER
(A)
Recessieve eigenschappen kleine letter
(a)

Welke mogelijkheden zijn er dan?
2 dezelfde letters - homozygoot (AA en aa)
2 verschillende letters - heterozygoot (Aa)

Slide 17 - Slide

Recessief
Is een gen recessief wint hij alleen als het andere gen ook recessief (aa) is (homozygoot recessief) en zie je dat in het fenotype terug

een recessieve eigenschap wordt met een kleine letter geschreven


Slide 18 - Slide

Notatie bij kruisingen

P - ouders


F1- eerste generatie (kinderen van de ouders)


F2-tweede generatie (kinderen van deze kinderen)





Slide 19 - Slide

Kruisingschema's (tabel) maken
P = ouders

F1 = 1e generatie

F2 = 2e generatie

Slide 20 - Slide

kruisingsschema's 

Slide 21 - Slide

Kruisings-
schema

Met een kruisingsschema maak je een voorspelling 
van het fenotype van de nakomelingen . 

Slide 22 - Slide

Vragen??

Slide 23 - Slide

Aan aan het werk:
Lezen BS 3 en maken opdrachten:1, 2, 4, 5

Klaar?-> Maak opdrachten stencil kruisingsvraagstukken 1 ( 1 tot en met 3)

Slide 24 - Slide