This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 3.3 Monohybride kruising
Slide 1 - Slide
Voorkennis
We gaan kort terugblikken naar de stof die we hebben behandeld in paragraaf 3.2
Slide 2 - Slide
Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu
Slide 3 - Quiz
Allelen
Dominant
Recessief
Intermediar
Monohybride
Gen
Stukje DNA dat codeert voor een erfelijke eigenschap
van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype tot uitdrukking komt (en dat het recessieve allel onderdrukt)
tussenvorm, waarin beide of meerdere allelen van een bepaald gen in een fenotype tot uitdrukking komen.
van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype niet tot uitdrukking komt doordat het door het dominante allel onderdrukt wordt.
Bepaalde variant van een gen
kruising waarbij gelet wordt op de overerving van een enkel gen.
Slide 4 - Drag question
Wat is een juiste definitie van een dominant en/of recessief allel wanneer we praten over een genotype?
A
Dominante allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (AA)
B
Recessieve allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (aa)
C
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het dominante allel (A) zichtbaar in het fenotype
D
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het recessieve allel (a) zichtbaar in het fenotype
Slide 5 - Quiz
Pjotr zijn lettercode voor haarkleur is Aa. Zijn haar is bruin. Is de kleur voor zijn haar dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
Slide 6 - Quiz
Homologe chromosomen
Homozygoot:
Heterozygoot:
Dominante allel:
Recessieve allel:
Personen die heterozygoot zijn, zijn drager van de recessieve eigenschap
Slide 7 - Slide
Homologe chromosomen
Homozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn gelijk
Heterozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn ongelijk
Dominante allel: allel waarvan eigenschap tot uiting komt in fenotype bij heterozygoot genotype
Recessieve allel: dit allel komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is
Personen die heterozygoot zijn, zijn drager van de recessieve eigenschap
Slide 8 - Slide
Leerdoelen 3.3 Monohybride kruisingen
Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema opstellen.
Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom.
Slide 9 - Slide
Johann Gregor Mendel
Slide 10 - Slide
Monohybride kruising: overerving van één erfelijke eigenschap, waarbij één genenpaar is betrokken
P = ouders
F1 = kinderen van de eerste generatie
F2 = kinderen van de tweede generatie
Slide 11 - Slide
Labrador retrievers
B = zwarte haarkleur (dominant)
b = bruine haarkleur (recessief)
Beide honden zijn homozygoot voor de haarkleur. De dieren in de F1 planten zich onderling voort.
Welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?
Hoe groot is de kans voor elke haarkleur?
Hoe lossen we dit vraagstuk op?
Slide 12 - Slide
Stap 1: wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze genotypen in een kruising weer.
Slide 13 - Slide
Stap 2: welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?
Slide 14 - Slide
Stap 3: welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern?
Slide 15 - Slide
Stap 4: welke haarkleur kunnen de puppy's in de F1 en F2 hebben?
Slide 16 - Slide
Testkruising
Slide 17 - Slide
Stambomen
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Leerdoelen 3.3 behaald????
Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema opstellen.
Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom.
Slide 20 - Slide
De opdrachten:
Paragraaf 3
Slide 21 - Slide
Een halflangharige cavia heeft een intermediair fenotype. Halflangharige cavia's worden geboren door een kruising tussen een normaalharige cavia en ene langharige cavia. Twee halflangharige cavia's paren met elkaar.
Hoe groot is de kans dat een nakomeling van dit paar halflangharig is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 22 - Quiz
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 23 - Quiz
Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren
AA x aa
B
Grote bladeren
Aa x aa
C
Kleine bladeren
AA x aa
D
Kleine bladeren
Aa x aa
Slide 24 - Quiz
Deze twee ouders krijgen een kind. Het kind heeft blond haar. Blond haar is recessief. Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb
Slide 25 - Quiz
Wat is de verhouding in het fenotype in de F1?
A
1:3
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2
Slide 26 - Quiz
Een homozygoot dominante bruine hengst en een grijze merrie krijgen een bruine veulen.
Wat kan het genotype zijn van deze veulen?
A
aa of Aa
B
Aa of AA
C
Aa
D
aa
Slide 27 - Quiz
Wie zijn oom en tante van familielid 9?
A
3 en 4
B
10 en 11
C
6 en 7
Slide 28 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de vader, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen
Slide 29 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de zoon, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen
Slide 30 - Quiz
De vader is Heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante gen?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden
Slide 31 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. De vader is heterozygoot voor de haar kleur bruin. Hoe noteer je dit?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 32 - Quiz
AA is
AA staat voor
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief
Slide 33 - Quiz
aa
aa staat voor
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief
Slide 34 - Quiz
Aa
Aa staat voor
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief
Slide 35 - Quiz
Hoe noem je het als de genen voor een eigenschap verschillend zijn?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
Slide 36 - Quiz
Welke soort genen geef je aan met een hoofdletter, bijvoorbeeld A?