Week 8 Part 2

Welcome

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

Wat verwacht ik tijdens de les.
  • Zodra je het lokaal binnenkomt neem je je boek en laptop voor je en stop je je telefoon in je tas. 
  • Je doet actief mee met de les.
  • Als je geen boek of laptop bij je hebt werk je op een blaadje.(aan het einde van de les laat je me zien wat je gedaan hebt.)
  • Je steekt je vinger op als je iets wilt vragen. 
  • Tijdens mijn uitleg wil ik dat het stil is.

Slide 2 - Slide

Wat verwacht ik tijdens de les.
  • Stap 1 : Staat je naam op het bord heb je je laastste waarschuwing.

  • Stap 2: Staat er 1 kruisje achter je naam kom je een lesuur nablijven.

  • Stap 3: Staan er 2 kruisjes achter je naam kom je twee lesuren nablijven.

  • Stap 4: groene kaart en naar lokaal 21 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

planning


  • Herhaling Present Simple
  • Ontkenningen Present Simple
  • Huiswerk

Slide 5 - Slide

What did we do / talk about last lesson?
timer
1:00

Slide 6 - Open question

Present Simple (=Heden)

Slide 7 - Slide

3

Slide 8 - Video

00:10
Wanneer gebruik je de Present Simple?
timer
0:15
A
Verleden tijd en Toekomst
B
Feiten, Gewoontes, regelmaat

Slide 9 - Quiz

00:56
Hoe heet dit ezelsbrugtje?
timer
0:20

Slide 10 - Open question

01:24
Maak de present simple
Frank ____ (to try) to be cool.
timer
0:20

Slide 11 - Open question

Waneer gebruik je de present Simple?
  1. Feit (Gras is groen; Grass is green)
  2. Gewoonte (Ik ga altijd lopen naar school; I always walk to school)
  3. Regelmaat (iedere dinsdag ga ik voetballen; Every tuesday I go play football) 

Slide 12 - Slide

Hoe maak je een bevestigende zin (+) 
de Present Simple?
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink
SHIT-regel!
Bij he/she/it schrijf je een s achter het werkwoord 
Regel: Schrijf het hele werkwoord op. 

Slide 13 - Slide

Hoe maak je een vragende zin (+) 
de Present Simple?
Do I drink?
Do you drink?
Does he drink?
Does she drink?
Does It drink?
Do we drink?
Do they drink? 
Do you drink?

Regel:
Schrijf do/does + onderwerp +  het hele werkwoord

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Let op! Schrijf de -s maar 1x!
             Does he drinks?
             Does she drinks?
             Does It drinks?


             Does he drink?
             Does she drink?
             Does It drink?

Bij vraagzinnen staat al een -s in het woordje does. Je schrijft hier dus geen s achter het hele werkwoord.

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video

Maak de volgende zin vragend:
Peter likes to work.

Slide 18 - Open question

Present Simple: Ontkennend

Slide 19 - Slide

0

Slide 20 - Video

Hoe maak je een ontkennende zin (-) 
de Present Simple?
I don'tdrink
You don't drink                      
He doesn't drink
She doesn't drink         
It doesn't drink              Let op: Schrijf de s maar 1x
We don't drink
They don't drink
You don't drink

Regel
Schrijf het onderwerp + don't /doesn't + het hele werkwoord

Slide 21 - Slide

Maal de volgende zin ontkennend:
They talk a lot.

Slide 22 - Open question

Onregelmatige werkwoord: to be  
to be (am/is/are) heeft eigen vormen in de present simple
Geen do/does en don't/doesn't!!!
Gebruik am/is/are

Slide 23 - Slide

Onregelmatige werkwoord: have got 
to be (am/is/are) heeft eigen vormen in de present simple
Geen do/does en don't/doesn't!!!
Gebruik: have/has got

Slide 24 - Slide

Present Simple - talk (praten)
Bevestigend (+)
hele werkwoord
(-S bij he/she/it)
Vragend (?)
hele werkwoord + 
do / does
Ontkennend (-)
hele werkwoord + don't/doesn't 
I talk.
you talk.
Do I talk?
Do you talk?
I don't talk.
You don't talk.
He talks.
She talks.
It talks.
Does he talk?
Does she talk?
Does it talk?
He doesn't talk.
She doesn't talk.
It doesn't talk.
We talk.
You talk.
They talk.
Do we talk?
Do you talk?
Do they talk?
We don't talk.
You don't talk.
They don't talk

Slide 25 - Slide

Homework
Maak op itslearning Paragraaf 1.5
Opdracht 5: Onderstreep welke woorden je kan gebruiken bij de dikgedrukte woorden.
Opdracht 6: Onderstreep de juiste vorm van Present Simple

Klaar? --> woordentrainer paragraaf 1.5

Slide 26 - Slide