Week 9

WELCOME
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

WELCOME

Slide 1 - Slide

Wat verwacht ik tijdens de les.
  • Zodra je het lokaal binnenkomt neem je je boek en laptop voor je en stop je je telefoon in je tas. 
  • Je doet actief mee met de les.
  • Als je geen boek of laptop bij je hebt werk je op een blaadje.(aan het einde van de les laat je me zien wat je gedaan hebt.)
  • Je steekt je vinger op als je iets wilt vragen. 
  • Tijdens mijn uitleg wil ik dat het stil is.

Slide 2 - Slide

Wat verwacht ik tijdens de les.
  • Stap 1 : Staat je naam op het bord heb je je laastste waarschuwing.

  • Stap 2: Staat er 1 kruisje achter je naam kom je een lesuur nablijven.

  • Stap 3: Staan er 2 kruisjes achter je naam kom je twee lesuren nablijven.

  • Stap 4: groene kaart en naar lokaal 21 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Proefwerk Unit 1
Maandag 9 November Les 4
Neem Laptop mee!
Leer alle woorden, zinnen en grammatica van Unit 1 Lesson 2 t/m 5
Blauwe paginas Bladzijde 40 t/m 47

Slide 5 - Slide

planning


  • Herhaling Present Simple  
  • Huiswerk
  • Uitleg voegwoorden
  • Zelfstandig werken opdrachten / extra hulp

Slide 6 - Slide

What did we do / talk about last lesson?
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Present Simple (=Heden)

Slide 8 - Slide

Lesson goal
I know how to use the present Simple

Slide 9 - Slide

Present Simple - talk (praten)
Bevestigend (+)
hele werkwoord
(-S bij he/she/it)
Vragend (?)
hele werkwoord + 
do / does
Ontkennend (-)
hele werkwoord + don't/doesn't 
I talk.
you talk.
Do I talk?
Do you talk?
I don't talk.
You don't talk.
He talks.
She talks.
It talks.
Does he talk?
Does she talk?
Does it talk?
He doesn't talk.
She doesn't talk.
It doesn't talk.
We talk.
You talk.
They talk.
Do we talk?
Do you talk?
Do they talk?
We don't talk.
You don't talk.
They don't talk

Slide 10 - Slide

SHIT rule
                                                 SHITShe, He, It
She, He and It krijgen in de tegenwoordige tijd een "-s" achter het werkwoord. Kijk maar:
  • I jump
  • You jump
  • She/He/It jumps
  • We jump

Slide 11 - Slide

Wat is er fout aan deze zin:

Does he drinks?

Slide 12 - Open question

0

Slide 13 - Video

Let op! Schrijf de -s maar 1x!
             Does he drinks?
             Does she drinks?
             Does It drinks?


             Does he drink?
             Does she drink?
             Does It drink?

Bij vraagzinnen staat al een -s in het woordje does. Je schrijft hier dus geen s achter het hele werkwoord.

Slide 14 - Slide

Present Simple: Ontkennend

Slide 15 - Slide

Maal de volgende zin ontkennend:
We work very hard.

Slide 16 - Open question

Present Simple - talk (praten)
Bevestigend (+)
hele werkwoord
(-S bij he/she/it)
Vragend (?)
hele werkwoord + 
do / does
Ontkennend (-)
hele werkwoord + don't/doesn't 
I talk.
you talk.
Do I talk?
Do you talk?
I don't talk.
You don't talk.
He talks.
She talks.
It talks.
Does he talk?
Does she talk?
Does it talk?
He doesn't talk.
She doesn't talk.
It doesn't talk.
We talk.
You talk.
They talk.
Do we talk?
Do you talk?
Do they talk?
We don't talk.
You don't talk.
They don't talk

Slide 17 - Slide

Onregelmatige werkwoord: to be  
to be (am/is/are) heeft eigen vormen in de present simple
Geen do/does en don't/doesn't!!!
Gebruik am/is/are

Slide 18 - Slide

Onregelmatige werkwoord: have got 
to be (am/is/are) heeft eigen vormen in de present simple
Geen do/does en don't/doesn't!!!
Gebruik: have/has got

Slide 19 - Slide

Homework
Maak op itslearning Paragraaf 1.5
Opdracht 5: Onderstreep welke woorden je kan gebruiken bij de dikgedrukte woorden.
Opdracht 6: Onderstreep de juiste vorm van Present Simple

Klaar? --> woordentrainer paragraaf 1.5 + opdracht 7

Slide 20 - Slide

Wat zijn voegwoorden?

Slide 21 - Slide

Voegwoorden 
Voegwoorden verbinden zinnen of delen van zinnen met elkaar. (je maak van twee zinnen --> een zin)

I love playing tennis, but I can’t today.
Wat er staat wordt duidelijker dankzij voegwoorden.

Slide 22 - Slide

I want to go out, ( and / but / or) I don’t have any money.
A
and
B
but
C
or

Slide 23 - Quiz

I like coffee .... my friend prefers tea.
A
and
B
but
C
or

Slide 24 - Quiz

Extra hulp of zelfstandig werken?
(Present Simple)
A
Ik ga zelfstandig beginnen aan het Huiswerk
B
Ik doe mee met Opdracht 7. (Present Simple door elkaar)

Slide 25 - Quiz

Homework



Maak op itslearning Paragraaf 1.5

Opdracht 7: vul de juiste present simple vorm in

Opdracht 8: kies de juiste woordjes 

Opdracht 9: kies de juiste voegwoorden


Klaar? --> woordentrainer paragraaf 1.5

Slide 26 - Slide

Bladzijde 34 Opdracht 7

Slide 27 - Slide