Lees goed de vragen. Bij de vraag staat of je in een volledige zin moet antwoorden. Een volledige zin begint met de kern van de vraag: 'Het onderwerp van de tekst is..."
Slide 2 - Slide
opdracht boekendate
In 1 minuut vertellen over je boek (zie volgende pagina)
Dan vertelt de ander over zijn/haar boek
Na bel een plek doorschuiven (alleen rechterrij, rij bij het raam blijft zitten)
Noteer op een blaadje als je een boek (titel + schrijver) bent tegengekomen (min. 3) dat je ook wel zou willen lezen. Maak hiervan een top 3.
Slide 3 - Slide
Boekendate
titel en schrijver van je boek
waarom heb je dit boek gekozen
vertel kort waar het verhaal over gaat
wat is het mooiste/grappigste/spannendste stukje uit je boek (vertel hierover)
zou je het boek aanraden en waarom wel/niet
timer
1:00
Slide 4 - Slide
nieuw boek kiezen in groepje
Zie volgende pagina voor groepjes.
Opdracht: je kiest per groepje een zelfde boekje dat jullie gaan lezen. (Lijster of Kluitman) Voor 24 maart moet het boekje uit zijn en tijdens die les moet je een verwerkingsopdracht als groepje in de klas doen. Hier hoor je later meer over.
Slide 5 - Slide
Lijsters + overige boeken
Air time: Velzen, Marc van
Broergeheim: Wild, Emiel de
Flashback: Burgers, Eva
Like me!: Cazemier, Caja
Toegang geweigerd: De Vos, Danny
De lijst met overige keuzeboeken staat in Magister bij vandaag en op de ELO.
C-boek kiezen in de mediatheek dat je nog niet hebt gelezen
volgende week dinsdag het 8e uur meenemen voor opdracht
Slide 10 - Slide
Fictie C: Cliffhanger
Als de spanningsvraag voor een deel van het verhaal belangrijk is noemen we dat een cliffhanger.
We spreken van een cliffhanger als een hoofdstuk (of serie) eindigt op een heel spannend moment.
Slide 11 - Slide
Fictie C: Wisseling tijd/plaats/perspectief
De schrijver kan een verhaal spannend maken door regelmatig te wisselen van tijd, plaats of perspectief. Dit gebeurt bv. aan het begin van een nieuw hoofdstuk.
Slide 12 - Slide
Tijd in verhaal Fictie D
verleden: historische verhalen, herken je aan kleding, voorwerpen, jaartal
heden: herken je aan voorwerpen zoals laptop, mobiele telefoon/scooter, enz.
toekomst: herken bv. je aan nieuwe uitvindingen
Slide 13 - Slide
Noteer minimaal drie punten waarop je moet letten tijdens een presentatie.