les 2 De bloedvaten

Thema 2 basisstof 2
Slagaders
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2 basisstof 2
Slagaders

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

Lesdoelen
Even terugblikken
Uitleg basisstof 2 
Aan de slag! 


Slide 2 - Slide

Huiswerk 3.2
2B: 1 december 5e uur

Lezen: va blz. 138
Maken:  1-2-3-4-5-6-7

Slide 3 - Slide

Huiswerk 3.2
2B: 

Lezen: va blz. 138
Maken:  1-2-3-4-5-6-7

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je...

... tenminste 3 typen bloedvaten noemen
... van tenminste 2 typen bloedvaten hun functies vertellen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

3 soorten bloedvaten

Slagaders

Aders

Haarvaten

Slide 7 - Slide

Slagader
  • Hart pompt bloed met veel kracht in de slagader
  • hoge druk in de slagader
  • Bloed stroomt snel
  • Dikke, gespierde wand
  • Vervoert bloed naar organen
  • Is meestal zuurstofrijk (wel een uitzondering?)

Slide 8 - Slide

Haarvaten 
  • Haarvaten zitten tussen de slagaders en aders in. 
  • Vocht met zuurstof en voedingsstoffen verlaat de haarvaten en komt zo bij de cellen.
  • Cellen geven CO2 en andere afvalstoffen af.
  • Vocht met CO2 en afvalstoffen gaan de haarvaten in -> bloed

Slide 9 - Slide

Haarvaten
  • Haarvaten hebben een enorm dunne wand van 1 cel laag dik! De rode bloedcellen passen er net door 1 voor 1.
  • Haarvaten liggen overal in het lichaam

Slide 10 - Slide

Aders
  • Haarvaten komen samen in aders.
  • In aders stroomt het bloed vanaf de organen naar het hart toe.
  • Bevatten weinig zuurstof
  • De aders hebben een dunnere wand dan een slagader, maar dikker dan een haarvat.
  • De bloeddruk is laag
  • Je voelt geen hartslag
  • Sommige aders liggen dicht onder de huid (handen)

Slide 11 - Slide

Aders
In de aders zitten kleppen.

Om te voorkomen dat het bloed terug kan stromen naar de organen.

Slide 12 - Slide

Haarvat
Slagader
Ader

Slide 13 - Drag question

Bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel bestaat uit het hart en alle bloedvaten.

De weg die het bloed aflegt noemen we de bloedsomloop

Het bloed blijft in het lichaam dus we hebben een gesloten bloedsomloop

Slide 14 - Slide

Dubbele bloedsomloop
Als we de bloedsomloop bekijken in ons lichaam en 1 bloedcel volgen komt deze 2 keer door het hart.

We spreken van een dubbele bloedsomloop.

Slide 15 - Slide

Namen bloedvatenstelsel
Slagaders lopen van het hart af naar het orgaan toe. Vaak is terug te zien in de naam naar welk gebied of orgaan hij gaat.

Aders lopen van het orgaan af naar het hart toe. Vaak is terug te zien in de naam van welk gebied of orgaan hij komt. 

Slide 16 - Slide

Namen bloedvatenstelsel
uitzonderingen
Kransslagader : Is het bloedvat die de hartspier voorziet van zuurstof. Dus beweegt van het hart af naar de hartspier toe.

Kransader: Is het bloedvat die afvalstoffen en koolstofdioxide vervoert van de hartspier af naar het hart toe.

Slide 17 - Slide

Namen bloedvatenstelsel
uitzonderingen
Poortader: is het enige bloedvat dat niet naar het hart toe gaat of vanaf komt. 

Hij komt van de darmen af en gaat naar de lever toe. Hij heeft voedingsstoffen opgenomen vanuit de darmen en laat dit "checken" door de lever. Is zuurstofarm.

Slide 18 - Slide

Kleine bloedsomloop
De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen.
 Vanaf de longen gaat het bloed weer naar het hart en komt in de linkerhelft terecht.

Doel: zuurstof ophalen bij de longen en koolstofdioxide afgeven

Kleine bloedsomloop: rechterhelft hart-longen-linkerhelft hart

Slide 19 - Slide

Grote bloedsomloop
De linkerhelft van het hart pompt het bloed naar het hele lichaam. Vanuit het lichaam komt het bloed weer in de rechterhelft van het hart.

Doel: zuurstof afgeven aan de cellen van het lichaam en koolstofdioxide opnemen.

Grote bloedsomloop: linkerhelft hart-cellen in het lichaam-rechterhelft hart

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Wat?  Lezen va blz. 138 Maken: 1-2-3-4-5-6-7-8
 Hoe?   Alleen of fluisterend samen met je buur.
Hulp?  Vragen aan je buur of de docent.
Tijd?   10 minuten
Uitkomst, wat doen we ermee? Bedenk welke vragen bij de lesdoelen horen. Random check bij 3 leerlingen.
Klaar? Test-je-zelf 3.2 maken
               



timer
10:00

Slide 21 - Slide