Grammatica - Bedrijvende en lijdende vorm + soorten werkwoorden

Nederlands
2Y
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
2Y

Slide 1 - Slide

Planning
- Leerdoelen
- Herhalen: congruentiefouten
- Herhalen: bedrijvende en lijdende vorm
- Oefenen
- Aan de slag
Uitleg: soorten werkwoorden
- Oefenen
- Afronden

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet wat congruentiefouten zijn.

- Je weet hoe congruentiefouten ontstaan.

- Je weet wat de bedrijvende en lijdende vorm zijn. 

- Je weet wat een zelfstandig werkwoord is.

- Je weet wat een hulpwerkwoord is.

Slide 3 - Slide

Je weet wat congruentiefouten zijn.

Slide 4 - Mind map

Congruentie
--> betekent dat het getal van het onderwerp aansluit met het getal van de persoonsvorm.

Als een 'ik' iets uitvoert, zal de persoonsvorm zich vormen naar de 'ik'.
Dat geldt voor elk onderwerp wat iets uitvoert.
Ik denk,  wij denken.

Slide 5 - Slide

Congruentiefout
Indien de persoonsvorm niet aansluit bij het onderwerp noemen we dit een congruentiefout.

Dit gebeurt vaak wanneer het lastig te bepalen is of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.

Een kudde schapen liepen langs de bosrand.
Een kudde schapen liep langs de bosrand.
Maar ook woorden als: media (mv), politie (ev), drugs (mv).

Slide 6 - Slide

Je weet hoe congruentiefouten ontstaan.

Slide 7 - Mind map

Congruentiefouten
Daarnaast zijn er nog meer manieren waarop deze fouten kunnen ontstaan:

1. Als het onderwerp en de persoonsvorm (ver) uit elkaar staan, kan het soms misgaan. 
Steek vuurwerk altijd af via de normale vuurwerkregels die op de verpakkingsdoos staat van het vuurwerk.

Slide 8 - Slide

Congruentiefouten
2. Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat. Je hoort dan niet altijd of de persoonsvorm in de enkelvoudsvorm of meervoudsvorm staat.

De oplichter keek erg opgelucht toen de rechters hem uiteindelijk strafte met een kleine gevangenisstraf.

Slide 9 - Slide

Congruentiefouten
3. Komen vaak voor in combinatie met verwijswoorden. Let vooral op het woord 'ze'. Dit kan zowel binnen het enkelvoud als het meervoud worden gebruikt.

De politie (vrouwelijk, enkelvoud) zou goede voorlichting moeten krijgen over pesten op sociale media, zodat ze weten hoe ze hiermee om moeten gaan. 

Slide 10 - Slide

Je weet de kenmerken van de bedrijvende vorm.

Slide 11 - Mind map

Bedrijvende vorm
- Ook wel de actieve vorm.
De directeur heeft een uitgebreide speech gegeven.

- Dit komt omdat het onderwerp 'actief' is. Het onderwerp kan echt zelf een handeling uitvoeren (de docent is degene die de speech geeft).

- Er is vaak een lijdend voorwerp in de zin te vinden (wat heeft de directeur gegeven? een uitgebreide speech).

Slide 12 - Slide

Je weet de kenmerken van de lijdende vorm.

Slide 13 - Mind map

Lijdende vorm
- Ook wel de passieve vorm.
Een uitgebreide speech werd door de directeur gegeven.

- Het lijdend voorwerp in een bedrijvende zin, is in een lijdende zin het onderwerp. Het onderwerp doet hier zelf niets (een uitgebreide speech kan zichzelf niet geven).

- Er is een vorm van 'worden' of 'zijn' in het gezegde te vinden (hier dus het werkwoord 'werd').

- Het onderwerp in een bedrijvende zin, is bij een lijdende zin vaak te herkennen als bwb en begint met het woord 'door' (hier dus 'door de directeur').

Slide 14 - Slide

Lijdende vorm
Nadelen: de opbouw van de zin kan ervoor zorgen dat teksten in de lijdende vorm wat minder prettig te lezen zijn. Het kan ook eerder voor onduidelijkheid zorgen.

Voordeel: het onderwerp blijft vaak vaag, soms wil een schrijver dit bewust. Daarnaast doet het onderwerp er soms niet toe.

Slide 15 - Slide

Oefenen
Ga naar www.socrative.com

Klik op 'Login', klik vervolgens op 'student login'.

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Pak je agenda erbij.

Huiswerk voor vrijdag 15 januari:
Maken van hoofdstuk 4 grammatica:
Onderdeel 4.1: deel 2 en voortgangstoets.
Onderdeel 4.2: inleiding en deel 1 t/m vr. 10

Slide 17 - Slide

Soorten werkwoorden
- Taalkundig ontleden (dus elk woord een 'naam' geven).

- Voorbeelden: lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, werkwoorden.

Binnen de werkwoorden zijn weer verschillende soorten.
- Zelfstandige werkwoorden
- Hulpwerkwoorden
- Koppelwerkwoorden (gaan we het vrijdag over hebben)

Slide 18 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
- Geven het duidelijkst de 'handeling' van de zin aan.

- Wanneer er maar één werkwoord in de zin is EN de zin wil de boodschap van de handeling overbrengen, hebben we het sowieso over een zelfstandig werkwoord.

Gisterenavond keek ik tot laat in de avond mijn favoriete serie.

Slide 19 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
- Wanneer er meerdere werkwoorden in een zin staan, moeten we kijken welk werkwoord het zelfstandige werkwoord is.
- Welke werkwoorden kunnen we weghalen, totdat er nog maar één werkwoord overblijft en de belangrijkste handeling blijft staan?

Ik zou graag een taart willen maken.
Ik wil graag een taart maken.
Ik maak graag een taart.  --> Maak is dus het zelfstandige werkwoord.

Slide 20 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
Voorbeelden:

1. Ik ben deze week iedere dag naar mijn werk gefietst.
2. Ik ga vanmiddag naar de bakker.
3. Ik zou dat anders gedaan hebben.

Slide 21 - Slide

Hulpwerkwoorden
- Wanneer er meerdere werkwoorden in een zin staan, zullen er ook hulpwerkwoorden aanwezig zijn.

- Ze helpen om in een zin bijvoorbeeld de tijd aan te geven. 
- Indien er meerdere werkwoorden aanwezig zijn, is de persoonsvorm altijd één van de hulpwerkwoorden.

Gisterenavond hebben wij een pizza gegeten.

Slide 22 - Slide

Hulpwerkwoorden
- Kunnen zowel met een zelfstandig werkwoord als een koppelwerkwoord in een zin staan.

Voorbeelden:
1. Zij is gisteren thuisgekomen.
2. Het pakketje wordt in de namiddag bezorgd.
3. Het zal morgen onweren.

Slide 23 - Slide

(Mag) jij vuurwerk afsteken?
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 24 - Quiz

Hij (heeft) een nieuwe auto.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 25 - Quiz

Hij heeft ons niet gelukkig kunnen (maken).
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 26 - Quiz

Hij laat zijn auto morgen (repareren).
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 27 - Quiz

Wie zou dat gedaan (kunnen) hebben?
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 28 - Quiz

Afronden
Huiswerk voor vrijdag 15 januari:

Maken van hoofdstuk 4 grammatica:
Onderdeel 4.1: deel 2 en voortgangstoets.
Onderdeel 4.2: inleiding en deel 1 t/m vr. 10

Slide 29 - Slide

Afronden
Leerdoelen
- Je weet wat congruentiefouten zijn.

- Je weet hoe congruentiefouten ontstaan.

- Je weet wat de bedrijvende en lijdende vorm zijn.

- Je weet wat een zelfstandig werkwoord is.

- Je weet wat een hulpwerkwoord is.

Slide 30 - Slide