2j1

1 / 51
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolISKvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Disk
Je kan iemand overtuigen
Je kan argumenten geven met want/omdat
Je kan enthousiast spreken

Herhalen moeilijke woorden:
Taboe in teams


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

We moeten écht 5 minuten eerder stoppen met de les,
A
omdat we naar huis willen.
B
omdat we willen naar huis.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

We moeten écht 5 minuten eerder stoppen met de les,
A
want we naar huis willen
B
want we willen naar huis

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

 Disk thema 14
Overtuigen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Overtuigen, hoe doe je dat?
Je gebruikt goede argumenten.

Je  bent enthousiast

Tip: 
Gebruik positieve  
bijvoeglijke naamwoorden.

Enthousiast: juiste woorden, lichaamshouding, stem, gezichtsuitdrukking.
gebruik voegwoorden zoals: want / omdat

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

argumenten, want/ omdat
  • Ik vind deze film goed, want hij is spannend.
  • Ik vind deze film goed, omdat hij spannend is
  • Ik vind deze telefoon geweldig, want de telefoon is goedkoop.
Ik vind deze telefoon geweldig, omdat de telefoon goedkoop is



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Positieve bijvoeglijk naamwoorden.
Overtuig je buur
  • Ik vind deze telefoon fantastisch!
  • Dit is een geweldige film!
  • Het is een prachtig boek!
  • Deze film is zo mooi!
  • Deze acteur is keigoed/ heel goed!.
  • Deze muziek is super.
  • Deze pizza is echt heerlijk.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Bedenk een reclame voor een boek, film, tv-programma of voor je telefoon...
Jullie gaan straks drie minuten praten.
- Kies samen een film, boek, tv-programma of een apparaat:
- Je houdt samen een kort betoog.

- Waarom is die film, dat boek, programma of die telefoon zo goed?
- Bedenk twee argumenten.


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Welk woord is een positief bijvoeglijk naamwoord?
A
koeien
B
schitterende
C
melk
D
werken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat het verschil is tussen presenteren en overtuigen?
Overtuigen
Een goed voorbeeld van overtuigen is reclame, waarbij de verkoper de klant wil overtuigen om iets te kopen.
presenteren
Bij presenteren wil je iets vertellen of informatie geven op een leuke en boeiende manier.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Taboe
1. kaartje rood/geel/groen
2. bedenk: uitbeelden, omschrijven, tekenen
3. oefen met je team
4. je krijgt 1 minuut: de klas moet het raden.
 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Je mag het woord NIET zeggen!

<=Uitbeelden 


Omschrijven=> 

<=Tekenen

timer
2:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Uitchecken
Huiswerk voor maandag: 
Disk thema 14
Routines af 
Taak 1 af 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions





Honden zijn vieze dieren.  




Honden zijn leuke dieren.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 17 - Slide

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.


2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.


3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).






Roken is stoer.




  Roken is voor domme mensen.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 18 - Slide

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.


2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.


3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).

Geef geen uitgebreide feedback. Geef vooral veel complimenten en let op de toon en de lichaamstaal. Betrek ook de andere leerlingen hierbij. 





Telefoons in de klas zijn geen probleem.




  Telefoons moeten uit tijdens de les.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 19 - Slide

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.


2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.


3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).






Een bijbaan is goed voor je. 




  Een bijbaan is slecht voor je prestaties op school.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 20 - Slide

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.


2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.


3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).






Thuis een film kijken is leuker dan in de bioscoop. 




 Een film kijken in de bioscoop is leuker dan thuis.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 21 - Slide

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.


2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.


3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen periode 2?
 
Ster in lezen C (maandag 4e uur)
Disk (dinsdag  3e, 6e,7e, 8e uur)
Leesdossier (vrijdag 5e uur)

Nieuw: Oefenen met Talent!
Neem elke dag je leesboek mee!

timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Spreekvaardigheid Pitstop 1
 Ik kan een presentatie geven over een onderwerp waar ik veel van weet. 
1. Ik ben verstaanbaar; inhoud is begrijpelijk voor de groep.
2. Ik kan al gebruik maken van signaalwoorden. (maar, want, omdat, daarom, eerst,......)
3. Ik gebruik bij de bekende werkwoorden vaak de juiste vorm bij de juiste persoon. (Hij loopt... wij lopen...)
4. Ik maak korte zinnen en soms lange zinnen.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Pitstops periode 2: solliciteren

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Lees de woorden: kies 1 woord


Makkelijk                      Beetje moeilijk                 Moeilijk

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Geld

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Maken opdrachten: 

36-38
timer
5:00

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Vragen bespreken
Woordwolk aanvullen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: bekijk de woordenlijst




  • Zoek 3 moeilijke woorden op in je NT2 woordenboek.
  • Schrijf de betekenis netjes op in je schrift.
vervelend, jaloers, somber
timer
10:00

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Ben je het eens of oneens?
  • Om gelukkig te zijn heb je veel vrienden nodig.
  • Met een goede vriend of vriendin praat je over al je problemen.
  • Echte vrienden zijn eerlijk tegen elkaar en geven elkaar kritiek.
  • Een online vriend is geen echte vriend.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Opdracht taak 2
Schrijf over je beste vriendin of vriend.
Gebruik de volgende woorden:

eerlijk, vertrouwen, problemen, delen
timer
15:00

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Mening
Ik ben het er helemaal niet mee eens, omdat ...
Ik ben het er een beetje mee eens, want ...
Ik ben het er helemaal niet mee eens. Ik vind ...
Ik ben het er een beetje niet mee eens. Ik vind ...
Ik vind je lief!
wat een mooie trui!
School is niet leuk!

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Feit: het is echt waar
De wereld is rond.
Er zitten.... meisjes in de klas.
Er zijn hier 2 mensen ouder dan 30

Slide 37 - Slide

This item has no instructions




Signaalwoorden

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk voor maandag
Zoek de woorden op/ translate
Maak een zin met het woord.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

  Voor het lezen
1. Luister en lees de woorden mee.
voor – spel– len
on – der – werp
  ge – le – zen
ver – tel – len
1. Kijk naar de tekst. Waar gaat de tekst over? Wat gaat de tekst je over dat onderwerp vertellen, denk je?
2. Luister en lees mee




























Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Ster in lezen 1: Hoe gaat het?
Dictee uit de pot
Taboe met de woorden

Ster in lezen 2: Wat kost dat? Duur!
Ik kan iets vertellen over sparen en geld uitgeven


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vragen maken opdracht 2
1. Lees de vraag
2. Lees de tekst bij het juiste tussenkopje
3. Onderstreep het antwoord in de tekst
timer
10:00

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Vragen maken opdracht 3
Wat zie je?
Wat hoor je? 
Wat voel je? 
Wat ruik je?
timer
5:00

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

vervelend
Hij is vervelend

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Jaloers
Ik ben jaloers op hem...
Hij is jaloers op haar...

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions