2f3

• NT2
• Middelbare school
• ISK
• vmbo lwoo, vwo
• Leerjaar 2

Wat gaan we doen dit jaar?

Nieuwsbegrip/jeugdjournaal (maandag)

Ster in lezen C (dinsdag)

Disk (vrijdag)

Leesdossier 1xper maand

Neem elke dag je leesboek mee!

Welkom 2F3

START zelf!

Bekijk de woorden op het bord.

Welke ken je al?

Schrijf er 2 op.

Wat gaan we doen?

• Je bespreekt: wat zou je doen met 1 miljoen?
• Je praat over je uitgaven

Wat zou ik doen als ik 1 miljoen

 zou winnen?

Ik zou een huis kopen van 400.000 euro. Dan zou ik nog ...............euro overhebben.

Ik zou een nieuwe auto kopen van 50.000 euro. Dan zou ik nog ..................euro overhebben.

Ik zou mijn twee kinderen 100.000 euro geven. Dan zou ik nog .............. euro overhebben.

Ik zou een lange reis maken door Zuid-Amerika. Dat kost 50.000 euro. Dan zou ik nog ................. euro overhebben. 

Dat geld zou ik op de bank zetten.

Hoeveel geld zou ik nog overhebben?

www.tiktok.com

Je mag het woord NIET zeggen!

<=Uitbeelden 

Omschrijven=> 

<=Tekenen

Huiswerk voor maandag:

Disk thema 16

Neem op met je telefoon- maximaal 1 minuut

Interview een vriend, familielid, kennis, docent

wat zou je doen met 1 miljoen?

Geld maakt gelukkig. 

 Geld maakt ongelukkig.

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.

2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.

3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).

Uitchecken

Honden zijn vieze dieren.  

Honden zijn leuke dieren.

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.

2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.

3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).

Taboe

1. kaartje rood/geel/groen

2. bedenk: uitbeelden, omschrijven, tekenen

3. oefen met je team

4. je krijgt 1 minuut: de klas moet het raden.

 

Een bijbaan is goed voor je. 

  Een bijbaan is slecht voor je prestaties op school.

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.

2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.

3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).

Roken is stoer.

  Roken is voor domme mensen.

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.

2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.

3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).

Geef geen uitgebreide feedback. Geef vooral veel complimenten en let op de toon en de lichaamstaal. Betrek ook de andere leerlingen hierbij. 

Telefoons in de klas zijn geen probleem.

  Telefoons moeten uit tijdens de les.

1. Om de beurt probeert een leerling de klas te overtuigen van zijn of haar mening over een onderwerp.

2 .Leerlingen kunnen daarbij steeds kiezen uit twee stellingen. Niet alle leerlingen hoeven een andere stelling te hebben. Het is ook leuk om verschillende meningen en argumenten te horen over dezelfde stelling. Geef leerlingen korte tijd om na te denken, één minuut.

3. Dan krijgt elke leerling de beurt om de klas te overtuigen. Hij of zij krijgt hiervoor één minuut de tijd. Gebruik de digitale stopwatch (zie taak 1).

Uitgeven

Hoeveel geld heb je uitgegeven aan vuurwerk?

Maken opdrachten: 

36-38

Pitstop schrijven

Interpunctie 

Zinnen

Werkwoorden

Woordvolgorde

Aanhef en afsluiting

Inhoud

Spelling

hoofdletter, punt, komma

....   .... ..... .....

Ik loop/ hij loopt/wij lopen

Morgen ga ik.....Ik ga morgen...

Beste....., groeten van.....

Alle vragen beantwoord?

...

Goedemorgen!

Wat heb je in het weekend gedaan?

Hoe was het weer?

Hoe voel je je vandaag?

Welkom: wat gaan we doen?

Ontbijt en lezen

Herhalen woorden: Vriendschap

Vriendschap: Disk

Wat weet je nu?

Uitchecken :

Huiswerk voor dinsdag: 

Maak de tekst af op de laptop. Stuur naar je docent.

Neem een foto mee van je vriend/vriendin.

• Om gelukkig te zijn heb je veel vrienden nodig.
  
• Met een goede vriend of vriendin praat je over al je problemen.
  
• Echte vrienden zijn eerlijk tegen elkaar en geven elkaar kritiek.
  
• Een online vriend is geen echte vriend.

Mening en argumenten:

Ik ben het er helemaal niet mee eens, omdat ...

Ik ben het er een beetje mee eens, want ...

Ik ben het er helemaal niet mee eens. Ik vind ...

Ik ben het er een beetje niet mee eens. Ik vind ...

vriendschap

Huiswerk voor maandag

Zoek de woorden op/ translate

Maak een zin met het woord.

  Voor het lezen

1. Luister en lees de woorden mee.

voor – spel– len

on – der – werp

  ge – le – zen

ver – tel – len

1. Kijk naar de tekst. Waar gaat de tekst over? Wat gaat de tekst je over dat onderwerp vertellen, denk je?

2. Luister en lees mee

Vragen maken opdracht 2

1. Lees de vraag

2. Lees de tekst bij het juiste tussenkopje

3. Onderstreep het antwoord in de tekst

Vragen maken opdracht 3

Wat zie je?

Wat hoor je? 

Wat voel je? 

Wat ruik je?

Maken opdracht 4: 

de betekenis van de woorden vinden

Wat betekent het woord?

Vragen bespreken

Woordwolk aanvullen