kap 3 lektion 5+6

Montag, den 25. November
Lektion 5: Das ist mein Sport!
1) overhoor elkaar
2) Samen: oefening 45 (blz. 51) 
3) Uitleg 'mein-dein-sein enz.'
4) maak oefening 46/47
klaar? maak oef. 39/40/48/49
5) woordbingo woordjes 3+4!
Übung 45
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Montag, den 25. November
Lektion 5: Das ist mein Sport!
1) overhoor elkaar
2) Samen: oefening 45 (blz. 51) 
3) Uitleg 'mein-dein-sein enz.'
4) maak oefening 46/47
klaar? maak oef. 39/40/48/49
5) woordbingo woordjes 3+4!
Übung 45

Slide 1 - Slide

Elkaar overhoren

- overhoor elkaar de woordjes

- 5 minuten

- woordjes 3/4 (blz.59/60)

- zachtjes praten!

timer
5:00

Slide 2 - Slide

3) Het bezittelijk voornaamwoord
ik - mijn =
jij - jouw =  
hij - zijn =  
zij - haar =
het - zijn = 
wij - onze = 
julie - jullie = 
zij - hun = 
u - uw = 

Slide 3 - Slide

3) Het bezittelijk voornaamwoord
ik - mijn = mein(e)
jij - jouw = dein(e)
hij - zijn  = sein(e)
zij - haar = ihr(e)
het - zijn = sein(e)
wij - onze   = unser(e)
julie - jullie = euer/eure
zij - hun      = ihr(e)
u - uw          = Ihr(e) 

Slide 4 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:

der Sohn     = ein Sohn        = mein Sohn
die Tochter = eine Tochter = deine Tochter
das Baby     = ein Baby        = sein Baby
die Kinder   = keine Kinder = unsere Kinder


Slide 5 - Slide

Woordbingo woordjes 3+4 
- 9 vakjes, 3x3
- schrijf 9 Duitse woorden op van blz 59/60
- ik noem ze in het Duits op
- wie het eerst de hele kaart heeft, heeft gewonnen.

Slide 6 - Slide

Dienstag, den 26. November
1) bezittelijk voornaamwoord
2) Sprechen Übung 50 (Seite 53 Arbeitsbuch)
3) woordjes 5+6 spreken (Seite 60/61 Textbuch)
4) Uitleg oefening 59: je schrijft een brief
-> van les 5 doen we 40/41 later.
-> van les 6 vervallen (voorlopig) opdracht 54 / 56 / 57 / 58



Slide 7 - Slide

3) Het bezittelijk voornaamwoord
ik - mijn = mein(e)
jij - jouw = dein(e)
hij - zijn  = sein(e)
zij - haar = ihr(e)
het - zijn = sein(e)
wij - onze   = unser(e)
jullie - jullie = euer/eure
zij - hun      = ihr(e)
u - uw          = Ihr(e) 

Slide 8 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:

der Sohn     = ein Sohn        = mein Sohn
die Tochter = eine Tochter = deine Tochter
das Baby     = ein Baby        = sein Baby
die Kinder   = keine Kinder = unsere Kinder


Slide 9 - Slide

Hören über Sportarten (luisteren over sporten)
Arbeitsbuch Seite 50, Übung 41 + 42




Übung 41
3 jongeren stellen zich voor in een radioprogramma
Übung 42
Ze vertellen nog meer over hun sporten

Slide 10 - Slide

Je schrijft een brief
- Zie oefening 59, blz. 55 werkboek
- Donderdag, aan het eind van de les, lever je een keurige, handgeschreven brief in.
- je ontvangt hiervoor een beoordeling.

Slide 11 - Slide

Donnerstag, den 29. November
1) Uitleg datum schrijven
2) Maak je brief af
3) Maak je andere opdrachten af
      Vergeet niet na te kijken!
4) Woordbingo



-> van les 5 doen we 40/41 later.
-> van les 6 vervallen (voorlopig) opdracht 54 / 56 / 57 / 58

Slide 12 - Slide

Das Datum schreiben

Het is vandaag negentwintig november.

Es ist heute der neunundzwanzigste November.


Ik ben geboren op dertien september 2004.

Ich bin geboren am dreizehnten September 2004.


am + rangtelwoord + -n + hoofdletter bij de maand  (blz. 81)

Slide 13 - Slide

Je schrijft een brief
- Zie oefening 59, blz. 55 werkboek
- Donderdag, aan het eind van de les, lever je een keurige, handgeschreven brief in.
- je ontvangt hiervoor een beoordeling.

Slide 14 - Slide

Woordbingo woordjes 3+4 
- 9 vakjes, 3x3
- schrijf 9 Duitse woorden op van blz 59/60
- ik noem ze in het Duits op
- wie het eerst de hele kaart heeft, heeft gewonnen.

Slide 15 - Slide