Aan elkaar of los geschreven

... (gebeuren) het nog vaak dat jullie d/t fouten maken?
A
Gebeurt
B
Gebeurd
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

... (gebeuren) het nog vaak dat jullie d/t fouten maken?
A
Gebeurt
B
Gebeurd

Slide 1 - Quiz

Of ... (worden) je een beetje onzeker van dit soort vragen?
A
word
B
wordt

Slide 2 - Quiz

Hongeriger ... een Viking schrokte hij de kippenpoot weg.
A
als
B
dan

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • woorden correct los of aan elkaar spellen en schrijven.
  • correct -e of -en aan het einde van woorden schrijven.
  • Correct gebruik van dit/dat/die/deze
  • Correct gebruik van hen/hun/zij

Slide 4 - Slide

commissarissenaansprakelijkheidsverzekering
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quiz

De ............. vroeg het laatste rapport aan.
A
account manager
B
accountmanager

Slide 6 - Quiz

Theorie aan elkaar of los?
De volgende (meeste) woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstellingen (ook al wordt het nieuwe woord erg lang):     garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling,   ziektekostenverzekeringspolis.
  • Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin,        daarmee, waarvan.
  • Getallen tot en met het woord duizend. De woorden duizend, miljoen en      miljard schrijf je dus los: 750 = zevenhonderdvijftig; 3.510 = drieduizend      vijfhonderdtien.

Slide 7 - Slide

Wat is juist?
A
er op uit gaan
B
eropuit gaan

Slide 8 - Quiz

Getallen                '
Hoe schrijf je getallen in letters?
Als je getallen in letters schrijft, heet dat een telwoord. Telwoorden schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar. Maar na duizend komt een spatie, en de getallen miljoen, miljard, biljoen, biljard enzovoort, schrijf je altijd als aparte woorden.

De hoofdtelwoorden
Hoofdtelwoorden zijn getallen als 1, 38 en 3996. Zulke telwoorden schrijf je aan elkaar tot duizend. Boven de duizend komt er een spatie na het woord duizend (als dat in het getal zit). Voor én na getallen als miljoen en miljard komt altijd een spatie.

Slide 9 - Slide

Hoort achtentwintigduizendvierenzestig los of aan elkaar?
A
Los
B
Aan elkaar

Slide 10 - Quiz

Streepje of apostrof? 
-                '
Je verbindt woorden met een koppelteken/streepje als:

  • het woord begint met bv: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-
  • Sint-Nicolaas, oud-burgemeester, niet-rokers, leerling-verpleger, ex-man

  • Het een samenstelling  is van:
  • - Twee gelijkwaardige delen: zwart-wit, directeur-eigenaar.
    - Ook als er daarna nog wat aan achteraan komt:
  • prijs-kwaliteitverhouding, woon-werkverkeer.

Slide 11 - Slide

Streepje of apostrof? (- of ')
Je verbindt woorden met een koppelteken als:
  • De uitspraak anders onduidelijk is: mbo-opleiding, rente-inkomsten, micro-organisme.
  • Een deel van een samenstelling bestaat uit een naam, letters, cijfers of tekens: het kabinet-Rutte, de VPRO-gids, A4-formaat, een 3-jarige opleiding, het @-teken.
  • Het woord een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is: Centraal-Europa.
  • Ze een vaste combinatie zijn: kant-en-klaarmaaltijden, kat-en-muisspel, nek-aan-nekrace.

Slide 12 - Slide

Apostrof '
Je gebruikt een apostrof bij afkortingen:
slb'er, boa's 

Slide 13 - Slide

Wat is juist?
A
televisie toestel
B
televisietoestel

Slide 14 - Quiz

Waar of niet waar?
Midden-Amerika is goed gespeld
Waar
Niet waar

Slide 15 - Poll

Waar of niet waar?
Camera-instelling is goed gespeld
Niet waar
Waar

Slide 16 - Poll

Ik studeer Persoonlijke Begeleiding Specifieke Doelgroepen, maar op de één of andere manier noemt iedereen mij ... in plaats van ....
A
psder, pbsder
B
psd-er, pbs-er
C
psd'er, pbsd'er
D
psdër, pbsdër

Slide 17 - Quiz

... hebben ons werk af.
A
Wij
B
Ons

Slide 18 - Quiz

... hebben hun werk af.
A
Zij
B
Hun

Slide 19 - Quiz

Hen/hun/zij
Wij hebben ons werk af 
Onze koffer/die koffer is van ons

Geef dat aan ons
Dat kan je ons niet aandoen 

Geef ons dat fietsje maar
Geef aan ons dat fietsje maar
 Zij hebben hun werk af
 hun koffer/ die koffer is van hen
 
Geef dat aan hen
Dat kan je hun niet aandoen

Geef hun dat fietsje maar
Geef aan hen dat fietsje maar

Slide 20 - Slide

Dit is ... auto die ... vorig jaar kochten.
A
Hen, hun
B
hun, hen
C
hun, zij
D
onze, wij

Slide 21 - Quiz

Ik schonk ... een kopje koffie in
A
voor hen
B
hun
C
zij

Slide 22 - Quiz

Dat gaat ... niets aan.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quiz

Einde op -e of -en
Woorden als sommige, vele, enkele, laatste, beide, alle, andere schrijf je met -en als ze op personen slaan én zelfstandig gebruikt zijn:
  • De meesten wilden skiën.
  • Deze workshop trekt veel publiek. Sommigen komen zelfs twee keer.

  • Appels kan je wel met peren vergelijken, het zijn namelijk beide fruit.


Slide 24 - Slide

Een hoop vindt het vervelend, maar enkele vinden het prima dat we de vergaderdata voor komend jaar nu al vast leggen.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 25 - Quiz

Als coördinator van de klachtenafdeling krijg je veel e-mails en daar worden sommigen heel nerveus van.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 26 - Quiz

Willem heeft twee klein dochters en allebei hebben ze de zelfde kleur ogen als hij.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 27 - Quiz

Welke is juist?
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 28 - Quiz

Welke is juist?
A
lamsvlees
B
lammenvlees

Slide 29 - Quiz

Welke is juist?
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 30 - Quiz

Welke is juist?
A
goedemorgen
B
goedenmorgen

Slide 31 - Quiz

Uitzondering
Let op: kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:
Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten) wilden skiën.
Op deze workshop komen veel mensen af. Sommige (mensen) komen zelfs twee keer.

Slide 32 - Slide

Ik studeer verpleegkunde, dus mensen zeggen weleens dat ik ... ben.
A
vp-er
B
vpër
C
vper
D
vp'er

Slide 33 - Quiz