What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
B&F groep 4, staal taal Toets Blok 3
Woordenschat Thema Klein
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 4
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordenschat Thema Klein
Slide 1 - Slide
Welk woord past bij breekbaar?
A
fors
B
teer
C
iel
D
mini
Slide 2 - Quiz
Wat is een ander woord voor zacht en pluizig?
A
donzig
B
iel
C
glibberig
D
miezerig
Slide 3 - Quiz
Wat betekent ongeveer hetzelfde als mini?
A
teer
B
groot
C
pietepeuterig
D
kolossaal
Slide 4 - Quiz
Wat hoort niet bij kikkerdril?
A
Het worden kikkervisjes
B
Het zijn eitjes van kikkers.
C
Je vindt het in het water.
D
Het is het lievelingseten van de kikker.
Slide 5 - Quiz
Wat is wortelen?
A
Een plant maakt nieuwe wortels.
B
Die oranje dingen die je kunt eten.
C
Een plant begint te bloeien.
D
Een boom waar wortels aan hangen.
Slide 6 - Quiz
Wat past het beste bij krioelen?
A
een groepje jonge planten
B
een kuiken in het ei
C
insecten
D
de bloem van een jonge plant
Slide 7 - Quiz
Wat betekent op ware grootte?
A
Het is vergroot.
B
Het is net zo groot als in het echt.
C
Het is groter dan je denkt.
D
Het is fors.
Slide 8 - Quiz
Wat is een kenmerk van een insect?
A
Het heeft altijd vleugels.
B
Het is donzig.
C
Het is fors.
D
Het heeft 6 poten.
Slide 9 - Quiz
Wat is het tegengestelde van fors?
A
iel
B
enorm
C
niet sterk
D
glibberig
Slide 10 - Quiz
Wat past het beste bij het woord glibberig?
A
Droog en zacht.
B
Stoffig en klein.
C
Nat en glad.
D
Hard en droog.
Slide 11 - Quiz
Wat past het best bij eierschaal?
A
krioelen
B
glibberig
C
fors
D
teer
Slide 12 - Quiz
Wat is een insect?
A
Een kuikentje
B
Een stekje
C
Een mier
D
Een kikker
Slide 13 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
reusachtig
B
pietepeuterig
C
kolossaal
D
fors
Slide 14 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
reusachtig
B
pietepeuterig
C
iel
D
mini
Slide 15 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
de appel
B
het kadetje
C
de banaan
D
de ananas
Slide 16 - Quiz
Taalbeschouwing
Slide 17 - Slide
Hoe heet een de baby van een varken?
A
kitten
B
biggetje
C
lammetje
D
puppy
Slide 18 - Quiz
Wat is een jong (baby) dier?
A
Het poesje
B
Het kuikentje
C
Het schaapje
D
Het hondje
Slide 19 - Quiz
Wat is een verkleinwoord?
A
De big
B
Het kuikentje
C
De wortel
D
De puppy
Slide 20 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Kijk, wat een superklein insect.
B
In Madurodam ben ik op ware grootte.
C
Dat is een piepgroot gebouw.
D
Dat is een kolossaal schip.
Slide 21 - Quiz
Welke zin is niet waar?
A
Fors zeg je van iets kleins.
B
Reusachtig is heel groot.
C
Iel is klein en smal.
D
Kolossaal betekent heel groot.
Slide 22 - Quiz
More lessons like this
B&F groep, Taal, woordenschat blok 3, les 1
January 2021
- Lesson with
25 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 4
Woordenschat 1
June 2024
- Lesson with
21 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 4
Staal, woordenschat blok 3, les 9
November 2023
- Lesson with
21 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 4
B&F groep 4, Staal taal, Blok 3, les 9
March 2024
- Lesson with
26 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Klein Staal groep 4
March 2024
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Klein Staal groep 4
November 2022
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Taal
December 2021
- Lesson with
10 slides
Basisschool
woordenschat thema klein
January 2023
- Lesson with
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 4