Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
Slide 23 - Slide
Stap 1
Staat er een voorzetsel in de zin?
Slide 24 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
nee
B
ja
Slide 25 - Quiz
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen. Wat is het voorzetsel?
A
mit
B
de
C
Lehrerin
D
gesprochen
Slide 26 - Quiz
Stap 2
Bij welke naamval hoort dit voorzetsel?
Slide 27 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
Slide 28 - Quiz
Stap 3
Hoort het woord bij de der- of bij de ein- Gruppe = schema
Slide 29 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 30 - Quiz
Stap 4
Wat is het geslacht van het zelfstandig naamwoord na het te vertalen woord?
Slide 31 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud
Slide 32 - Quiz
Stap 5
Wat wordt dan de juiste vertaling van het woord "de"?
Slide 33 - Slide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
Spick-o-thek
A
dem
B
die
C
den
D
der
Slide 34 - Quiz
Stappenplan ten einde
Om er even mee te oefenen heb ik nog een aantal open vragen waarin je zelf het juiste antwoord in moet typen. Hierbij hoef je geen hoofdletters te gebruiken.
Let op: kijk altijd naar het eerste woord, niet naar het bijvoegelijk naamwoord. Dat doet er niet toe.
Slide 35 - Slide
Durch ... (de) Mann habe ich die Prüfungen geschafft.
Slide 36 - Open question
Für ..... (mijn) Sohn habe ich Nachhilfe organisiert
Slide 37 - Open question
Nach ... (de) Schule (v) spiele ich Fußball.
Slide 38 - Open question
Zu .... (mijn) Kinder.. (mv) bin ich immer streng. Let op, hier moet je ook het znw invullen!
Slide 39 - Open question
Um ... (een) guten Blick (m) zu bekommen brauchen wir eine Übersicht.