vaste voorzetsels

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

We gaan beginnen ... de les.

1. met
2. naar
3. op
4. voor

De juf heeft zin ... kerst.

1. met
2. in
3. voor
4. van

Kijk eens ... die mensen!

1. naar
2. in
3. met
4. voor

Lisa is boos ... haar zusje.

1. met
2. aan
3. voor
4. op

Ik wacht ... de bus.

1. van
2. met
3. op
4. naar

Hij houdt ... jou.

1. met
2. naar
3. van
4. op

Mijn opa vertelt een verhaal ... mijn oma.

1. naar
2. aan
3. voor
4. op

Ik feliciteer Jasper ... zijn verjaardag.

1. met
2. naar
3. op
4. aan

Ik geef geld uit ... Pokémon kaarten.

1. met
2. van
3. aan
4. naar

Ik moet lachen ... zijn grapje.

1. van
2. naar
3. om
4. met

Ik schrik ... het luchtalarm.

Ik ben trots ... mijn goede cijfers.

Wij luisteren ... de uitleg van de juf.

PSV verliest ... Ajax.

Maarten smeekt ... een hoger cijfer bij de juf.